W ORLD E XPLORER     

Siteoverzicht
Email
Homepage
     

Rubriek :
Historische figuren

Alcuinus van York

Alcuinus van York, in het Angelsaksisch Ealhwine, in het Latijn Albinus (York ca. 735 - Tours 19 mei 804), Angelsaksisch geleerde. In 778 werd hij bibliothecaris te York. In 781 trof hij op een reis naar Rome Karel de Grote in Parma. Deze haalde hem over in zijn dienst te treden. In 782 kwam hij inderdaad met enige landgenoten uit Engeland naar het Frankische rijk over. Verschillende abdijen werden door Karel de Grote onder het beheer van Alcuinus gesteld (o.a. Troyes en Ferri�res). Hij gaf onderricht aan Karel zelf en aan velen van diens kinderen en verwanten. In het geleerde gezelschap dat men had gevormd, droeg Alcuinus de schuilnaam Flaccus (naar de bekende Romeinse dichter Quintus Horatius Flaccus [zie Horatius]).
Van 790-793 verbleef hij weer in zijn geboorteland om enige opdrachten van Karel de Grote uit te voeren. Vanaf 793 tot zijn dood verbleef hij op het continent, waar hij in Frankfort (794) en Aken (800) het adoptianisme bestreed. In 796 werd hem de abdij van St. Martinus in Tours toevertrouwd (hetgeen overigens niet bewijst dat hij zelf benedictijner monnik was). Hij nam daar vele maatregelen tot verbetering van de tucht en het onderwijs en bouwde er een fraaie bibliotheek op, vooral door belangrijke werken van elders ter kopi�ring te laten overkomen, met name uit de schitterende boekerij van York.
Vanaf 801 verbleef Alcuinus regelmatig in Tours, waar hij zich aan de studie van de profane zowel als van de theologische literatuur wijdde. Hij heeft een - zij het niet duidelijk te omschrijven en vast te stellen - rol gespeeld in de beeldenstrijd, in de opstelling van een herziene bijbeltekst en waarschijnlijk ook in de keizerkroning van Karel de Grote. Wij danken aan hem ook een herziening van het Romeinse missaal, en hij heeft zijn invloed aangewend ten gunste van een reorganisatie van de Frankische missionering onder de onderworpen volken.
Alcuinus' grootste betekenis ligt in de bemiddelende rol die hij vervulde voor de verbreiding van wat in zijn dagen restte van de theologische en profane literatuur uit vroeger eeuwen. Zijn eigen werken zijn niet oorspronkelijk, maar hebben juist tot doel gehad de verbreiding van kennis te bevorderen. Als Karel de Grote's 'minister van Onderwijs' zorgde Alcuinus voor het behoud van de literaire bronnen, voor de organisatie van de scholen, en voor het peil van het gegeven onderricht.
Voor Alcuinus hangen theologische en profane wetenschap ten nauwste samen. Volgens hem hebben de filosofen de zeven vrije kunsten (zie artes liberales) niet zelf uitgedacht maar ze slechts ontdekt; het is God die ze in de natuur der dingen heeft ingeschapen. Zij krijgen bij Alcuinus, als de ge�igende middelen voor alle wetenschappelijk kennen - ook voor het theologisch kennen -, een bijna geheiligd karakter, getuige o.a. het getal zeven. Zo wilde Alcuinus in het Frankische Rijk een nieuw Athene doen ontstaan, waar men de profane kunsten zou beoefenen omwille van de theologie, maar ook op zichzelf (Gramm., 850 B).
Alcuinus is ongetwijfeld een belangrijke schakel geweest in de ontwikkeling van het onderwijs (en daardoor van de wetenschap), van Cassiodorus en Isidorus tot de bloeitijd van de scholastiek. Door de grote aandacht die hij wijdde aan de vakken van het trivium (grammatica, retorica, dialectica), staat hij aan de bakermat van wat zich later ontwikkelde tot de scholastieke methode (zie scholastiek).
Wij bezitten van Alcuinus een aantal commentaren op bijbelboeken. Zijn theologisch hoofdwerk is: De fide sanctae et individuae Trinitatis (over het leerstuk der Drie-eenheid; vooral bouwend op Aurelius Augustinus). Zijn enige werk op het terrein der thematische wijsbegeerte is een boek over de ziel (De animae ratione) dat in hoge mate be�nvloed is door Augustinus. Verder zijn van hem ongeveer 300 brieven bekend gebleven, die niet slechts wetenschappelijke (vooral theologische) kwesties behandelen, maar ook een belangrijke bron vormen voor onze kennis van de geschiedenis van die periode. Ook schreef hij een aantal gedichten (o.a. De cucullo). Op het gebied van de vrije kunsten (zie artes liberales) schreef hij handboekjes (door hem als Libri manuales aangeduid), waarvan o.a. die over grammatica, dialectica en retorica bewaard gebleven zijn.
Op zijn naam staat een verzameling (deels toen reeds oude) rekenkundige vraagstukken 'om het verstand van de jeugd te scherpen' (Propositiones ad acuendos iuvenes). Daaronder zijn er die ook thans nog populair zijn, zoals het bekende vraagstuk van de kool, de geit en de wolf.
 


Klik hier om deze pagina als je startpagina in te stellen !

Google
 
Web www.worldexplorer.be
www.infoblog.be
© 2006 - WorldExplorer