W ORLD E XPLORER     

Siteoverzicht
Email
Homepage
     

Rubriek : De mens - algemeen

Frankrijk en de twee kardinalen

Vanuit het calvinistische bolwerk Gen�ve waren talloze predikers Frankrijk binnengekomen, met de bedoeling zoveel mogelijk mensen tot de Hervorming te bekeren. Hun ijveren bleef niet zonder resultaat. Velen gingen over tot het protestantisme en er kwam in Frankrijk een groot aantal calvinistische gemeenten tot stand. In Frankrijk werden de volgelingen van Calvijn 'hugenoten' genoemd. Koning Hendrik II (1547-1559) vervolgde deze hugenoten fel, evenals zijn vader Frans I dat had gedaan. Onder de regering van de zoons van Hendrik II kwam het in Frankrijk tot bloedige oorlogen tussen de rooms-katholieken en de hugenoten. Zoals meestal, speelden hierbij politieke motieven een belangrijke rol.
Nadat de laatste zoon van Hendrik II in 1589 was vermoord, had Hendrik van Navarre uit het huis Bourbon het meeste recht op de Franse troon. Hij was echter protestant en moest enige jaren strijden voordat hij zich koning van Frankrijk mocht noemen. Pas nadat hij rooms-katholiek was geworden, opende de stad Parijs haar poorten voor hem. Hendrik IV zou bij die gelegenheid gezegd hebben 'dat Parijs hem wel een mis waard was'. Zijn protestantse geloofsgenoten waren natuurlijk wel teleurgesteld, maar hij gaf hun in 1598 bij het Edict van Nantes belangrijke voorrechten. Ze kregen behalve volkomen vrijheid van godsdienst ook eigen vestingsteden, waar ze zich gewapenderhand konden verdedigen.
Frankrijk was er na de godsdienstoorlogen slecht aan toe, maar Hendrik IV heeft hard zijn best gedaan om zijn onderdanen weer welvaart te verschaffen. Hijkreeg er de erenaam 'de Goede Koning Hendrik' voor. Helaas werd hij in 1610 door een godsdienstige dweper vermoord. Zijn zoon, Lodewijk de Dertiende (1610-1643) stond, amper negen jaar oud, tot 1614 onder regentschap van zijn moeder Maria de Medici. Een erg zelfstandige figuur is hij nooit geworden. Nadat hij zich in 1617 van zijn moeder had losgemaakt, bleef hij onder invloed staan van verschillende gunstelingen. De man die het in feite in Frankrijk voor het zeggen kreeg, was kardinaal Richelieu. Deze was in 1624 lid van de staatsraad geworden en sindsdien bouwde hij voor zichzelf langzamerhand een machtspositie op. Hij deed dat niet ten eigen voordele, maar in het belang van het vaderland. Uit de wanordelijke toestand die hij aantrof, heeft hij een sterk en welvarend Frankrijk geschapen. Daarbij moest hij drie machtige groepen in de staat aanpakken : de adel, de hugenoten en de plaatselijke parlementen. De edelen gedroegen zich naar zijn zeggen alsof ze geen onderdanen waren van de Franse koning. Daarom stelde hij koninklijke ambtenaren aan naast de adellijke gouverneurs in de provincie. En hij ontnam de hugenoten het recht er eigen vestingen op na te houden. Daarom ook dwong hij de parlementen (dat waren de hoge gerechtshoven) zich niet langer met regeringszaken bezig te houden, maar zich tot de rechtspraak te bepalen.
Dat dit allemaal niet zo eenvoudig ging bewijst de samenzwering die in 1626 tegen de kardinaal gesmeed werd, maar die door verraad mislukte. Ook de strijd om het hugenotenbolwerk La Rochelle was niet eenvoudig, maar tenslotte werd deze strijd met de inname van die stad op 30 oktober 1628 bekroond. Nadat de koninklijke macht stevig gegrondvest was, streefde Richelieu ernaar, Frankrijk tot een grote mogendheid te maken. De belangrijkste vijanden tegen wie hij zich keerde waren de Spaanse en de Oostenrijkse Habsburgers. Om die reden steunde hij de protestantse vorsten van Duitsland tegen de Habsburgse keizer.
Na de dood van Richelieu in 1642 werd kardinaal Mazarin zijn opvolger. De lijn van politiek van Richelieu werd behoedzaam verder gezet. De parlementen en de adel echter zagen hun kans schoon en begonnen de opstand die bekend staat als 'La Fronde' (1648-1653). Mazarin slaagde ere met overleg in, de opstandelingen te overwinnen. Daardoor werd de weg vrij voor het absolutisme. Hieronder wordt verstaan de almacht van de koning. De koning is wetgever, ziet toe op de uitvoering van de wetten en zorgt ervoor dat de overtreders gestraft worden. De koning heeft dus geen macht boven zich en is alleen verantwoording schuldig aan God. Lodewijk de Veertiende (1643-1715) zou deze opvatting in ��n zinnetje hebben weergegeven : l'�tat, c'est moi (de staat, dat ben ik). Na de dood van Mazarin in 1661 wilde Lodewijk de Veertiende zijn eigen eerste minister zijn. Hij wist wel uitstekende dienaren en raadgevers te kiezen, maar altijd hield hij zelf de touwtjes in handen. Nimmer duldde hij mannen van het formaat van Richelieu of Mazarin naast zich. Zijn  belangrijkste minister was Colbert. Colbert verhoogde de staatsinkomsten en verlaagde de staatsschuld. Hij bevorderde zo krachtig mogelijk de uitvoer van hoogwaardige producten om Frankrijk ook economisch sterk te maken.
(foto : kardinaal Richelieu)
 


Klik hier om deze pagina als je startpagina in te stellen !

Google
 
Web www.worldexplorer.be
www.infoblog.be
© 2006 - WorldExplorer