W ORLD E XPLORER     

Siteoverzicht
Email
Homepage
     

Rubriek : Paleontologie

De Trilobieten

De thans uitgestorven trilobieten (een soort schaaldieren) waren de meest voorkomende wezens in de zee�n tijdens het cambrium, ongeveer 500 miljoen jaar geleden. Uit de vroege soorten ontwikkelden zich vele andere soorten en ze bereikten hun hoogtepunt in de ordovicium-periode. Ze waren nog steeds van belang tijdens het silurium, maar daarna bleven er slechts enkele soorten meer over. De laatste trilobieten kwamen voor gedurende de perm-periode, zo'n 220 miljoen jaar geleden, waarna ze voorgoed verdwenen.
De trilobieten vormen een afzonderlijke orde van geleedpotige dieren (de arthropoden : met gewrichten). De naam van de orde is trilobieten, naar de manier waarop het lichaam was verdeeld in drie (tri) gedeelten (lobben), door twee groeven in de lengterichting. Net als de andere anthropoden hadden de trilobieten hun 'skelet buiten het lichaam' ! Het was waarschijnlijk hoornachtig en, aan de buitenkant, zeer sterk doordrongen met calcium-carbonaat.
Fossielen van trilobieten worden vaak in gedeelten gevonden, maar een volledig exemplaar zou laten zien, dat naast de verdeling in drie delen in de lengte het lichaam ook drie delen had in de andere richting. Aan de bovenkant bevindt zich het halfronde/driehoekige kopschild. Het middengedeelte van het kopschild is iets bol en staat bekend als de 'glabella'. Het loopt door in het middelste gedeelte van de rest van het lichaam. Over de glabella lopen gewoonlijk een aantal rimpels of groeven, die de gelding voor de oorsprong van de kop aangeven. Deze rimpels komen voornamelijk voor bij de vroegere exemplaren, maar zijn langzamerhand verdwenen toen de latere soorten zich ontwikkelden. Enkele van de meest ontwikkelde exemplaren vertonen zelfs helemaal geen groeven. De buitenste delen van het kopschild staan bekend als de kaken en bij de meeste soorten komen hierin de ogen voor.
Achter het hoofd komt het borststuk of thorax, dat is opgebouwd uit een aantal delen of geledingen. In het algemeen hadden de vroege soorten meer borststukgeledingen dan de latere soorten, maar de agnostus en dergelijke andere soorten zijn duidelijke uitzonderingen. De middelste gedeelten van de geledingen vormen een soort van 'ruggengraat'.
Het derde deel van het lichaam is het pygidium of de staart. Bij enkele van de primitieve soorten is die niet aanwezig. Het pygidium bestaat uit geledingen, ongeveer zoals het borststuk, maar deze geledingen zijn samengevoegd en niet beweegbaar. In de staart loopt de ruggengraat wel door, maar niet tot het einde.
Elke geleding (behalve de laatste) had een paar ledematen. Het eerste paar ledematen of aanhangsels waren lange draadjes of voelsprieten. De overige waren gevorkt en dienden ongetwijfeld voor de voortbeweging.De onderkanten van de poten aan de kopzijde waren getand en deden mogelijk dienst om te bijten.
Sommige trilobieten waren de 'reuzen van de zee' uit het cambrium, hoewel de grootste slechts 45 cm lang waren. De gemiddelde lengte was ongeveer 21,5 cm. Sommige waren zelfs zo klein, dat men ze enkel met een microscoop ging kunnen zien.
 


Klik hier om deze pagina als je startpagina in te stellen !

Google
 
Web www.worldexplorer.be
www.infoblog.be
© 2006 - WorldExplorer