Rubriek : De
mens - algemeen
De Nederlandse Republiek
belaagd - het rampjaar 1672
De Republiek had
samen met Engeland en Zweden het Drievoudig Verbond gesloten
tegen de Franse koning Lodewijk de Veertiende. Dit was voor
Lodewijk reden genoeg om vast te stellen dat die kleine staat
aan de Noordzee bij het Franse rijk ingelijfd moest worden. Het
viel hem niet moeilijk, Zweden door middel van geld over te
halen, het Drievoudig Verbond te verlaten. Ook Karel II van
Engeland liet zich daartoe overhalen, met de belofte dat hij
Zeeland zou krijgen naast een bedrag van maar liefst 350.000
pond. De Duitse vorsten beloofden neutraal te zullen blijven. De
bisschoppen van Munster en Keulen wilden zelfs meedoen met de
Fransen tegen de Nederlandse Republiek. Alleen de keurvorst van
Brandenburg wees alle Franse voorstellen van de hand. Hij sloot
een verdrag van bijstand met de Republiek.
In
april 1672 nam de Franse veldtocht een aanvang. Lodewijk XIV
trok in hoogst eigen persoon mee. De opmars, die door Duitsland
ging, verliep voor de Fransen bijzonder voorspoedig. Al in de
tweede helft van juni 1672 werd Utrecht genomen. Holland, de
belangrijkste provincie, werd direct bedreigd. Er brak een ware
paniek uit. De regenten waren redeloos, het volk was radeloos en
het land reddeloos, zo zei men in die dagen. De kerken zaten
overvol en tal van rijke kooplieden namen de benen naar Zeeland,
naar Hamburg en zelfs naar Denemarken. Gelukkig raakte de vaart
wat uit de Franse opmars, mede omdat in alle veroverde vestingen
garnizoenen moesten worden achtergelaten. Lodewijk de Veertiende
waande de overwinning zo zeker, dat hij alvast naar zijn
onderdanen terugkeerde om zich door hen te laten bejubelen. Maar
gewonnen had het zeker nog niet, want de Hollanders staken de
dijken door en heel het land liep onder. Slechts vijf
toegangswegen bleven nog open en die konden gemakkelijk
verdedigd worden. Ook kwam er vanuit Duitsland hulp opdagen : de
keurvorst van Brandenburg bereikte de Neder-Rijn. Daardoor
moesten de Fransen 20.000 man uit het Nederlandse grondgebied
terugtrekken en dat verlichtte de druk tenminste enigszins.
Intussen hadden de Hollanders de verenigde Franse en Engelse
vloten met succes bestreden. De bekwame vlootvoogd Michiel de
Ruyter behaalde op 7 juni 1672 bij Solesbay een zodanige
overwinning, dat een vijandelijke landing op de Hollandse kust
niet meer mogelijk was. Een latere poging tot zo'n landing op 14
juli 1672 bij Texel werd door bijzondere weersomstandigheden
verhinderd. Willem III van Oranje werd op 6 juli 1672 benoemd
tot opperbevelhebber van leger en vloot en tot erfelijk
stadhouder. De leiders van de anti-stadhouderlijke partij, de
gebroeders De Witt, werden bij een volksoploop in Den Haag
vermoord.
Tegen het eind van het jaar 1672 waren de vooruitzichten voor de
Republiek wat gunstiger. Maar toen begon het plotseling hevig te
vriezen en de hele waterlinie werd met een dikke ijslaag bedekt.
De Franse maarschalk Luxembourg besloot zijn troepen over het
ijs te laten oprukken. De aanval op Leiden en Den Haag stelde
hij vast op 20 december 1672. De voorgenomen opmars was nog niet
halverwege gevorderd, toen plotseling de dooi inviel. De Fransen
moesten zich dus haastig terugtrekken.
In 1673 hervatte Lodewijk de Veertiende de oorlog. Hij liet
Maastricht belegeren en was persoonlijk weer aanwezig bij de
krijgsverrichtingen. De hertog van Orl�ans kreeg bevel, zonder
voorafgaande oorlogsverklaring binnen te vallen in de Zuidelijke
Nederlanden, die nog steeds aan Spanje behoorden. De toestand
voor de Republiek zag er opnieuw somber uit, want de keurvorst
van Brandenburg zag zich gedwongen vrede de sluiten met de
Fransen. Ook moest Maastricht zich aan de Fransen overgeven.
Maar toen keerden de kansen. De aanval op de Zuidelijke
Nederlanden bracht Spanje tot een bondgenootschap met de
Republiek. De Duitse keizer Leopold (1658-1705) nam het niet
langer dat de Franse troepen het aartsbisdom Trier en tien
Duitse rijksseden in de Elzas bezetten. Hij sloot zich aan bij
de Republiek en bij Spanje. Een Duitse aanval dwong de Fransen
tot de terugtocht. Prins Willem III verenigde zijn troepen met
de Spaanse, en gezamelijk trok men bij Venlo de Maas over. Daar
sloot men zich aan bij de Duitsers. De bondgenoten hadden toen
een leger van 50.000 man en daarmee konden ze de Franse
terugtocht via Keulen afsnijden. De Franse bevelhebber Cond�
moest ijlings Holland ontruimen.
Ook ter zeer verliep de strijd voor de Republiek niet ongunstig.
Met de gecombineerde Engels-Franse zeemacht werd op 7 en 14 juni
bij Schooneveld en op 21 augustus 1673 bij Kijkduin slag
geleverd. De Ruyter boekte daarbij in samenwerking met Tromp een
overwinning. De Engelsen werden steeds minder geestdriftig voor
de oorlog, die in feite alleen werd gewenst door hun koning
Karel II. Ze dwongen hun vorst daarom in 1674q tot vrede met de
Republiek. Ook de bisschoppen van Munster en Keulen moesten
vrede sluiten, omdat hun grondgebied direct door Willem III werd
bedreigd. De Duitse rijkssteden gingen er vervolgens toe over,
Frankrijk de oorlog te verklaren. Frederik Willem, de keurvorst
van Brandenburg, kon daarop eveneens de oorlog hervatten. Het
zag er voor Frankrijk dus niet zo best uit. Toch maakte Lodewijk
XIV zich niet al te veel zorgen, want degenen die echt
gevaarlijk voor hem konden worden, waren alleen Willem III en de
keurvorst van Brandenburg.
(foto : zeeslag tussen de Frans-Engelse en de Nederlandse vloot)