| 
												 
													
														De
															aal ( paling )
													
													 
															 
														
													
													
														 Orde
														: Anguilliformes - familie : Anguillidae -
														geslacht : Anguilla en soort : Anguilla anguilla.
														De aal deelt zijn Atlantische paaigronden met
														een nauw familielid, de Amerikaanse paling. 
														Aan het begin en einde van zijn leven legt de
														aal grote afstanden af. Het is ��n van 's
														werelds meest mysterieuze dieren, en niemand
														lijkt in staat zijn buitengewone levenscyclus te
														verklaren. Anders dan veel vissen kan de aal
														zuurstofrijk water opslaan in zijn kieuwen,
														waardoor hij het water korte tijd kan verlaten
														om over land te glibberen. 
														Wetenschappers begrijpen niet helemaal waarom de
														aal over zulke lange afstanden trekt vanuit zijn
														geboorteplaats in de oceaan naar Europese
														rivieren. E�n theorie suggereert dat zijn
														geboortegronden in de Sargasso Zee veel dichter
														bij Europa lagen. Toen de continenten Europa en
														Noord-Amerika gedurende duizenden jaren uit
														elkaar dreven, bleef de aal de steeds groter
														wordende afstand overbruggen. Hoe en waarom de
														volwassen vis aan het eind van zijn leven zijn
														weg terugvindt naar de Sargasso Zee, een reis
														die ongeveer anderhalf jaar duurt, is ook een
														mysterie. Sommige deskundigen geloven dat de aal
														instinctief tegen de oceaanstromen inzwemt om
														zijn geboorteplaats te bereiken om te paaien.
														Anderen gaan ervan uit dat hij speciale
														koersapparatuur in zijn hersenen en zenuwstelsel
														heeft, waardoor hij naar huis terug kan keren. 
														Vlak na het uitkomen van de eieren in de
														Sargasso Zee, drijft iedere doorzichtige
														aallarve, of wilgenbladlarve, op de golfstroom
														naar Europa. Tegen de tijd dat de jongen de
														Europese kusten hebben bereikt, drie jaar later,
														zijn ze ongeveer zeven cm lang en heten glasaal.
														Vaak trekkend in grote aantallen, zoeken deze
														glasalen zoetwatergebieden uit, soms volgen ze
														rivieren ver het binnenland in. Een jonge aal
														brengt hier vele jaren door tot hij
														geslachtsrijp is. In dit stadium wordt hij gele
														aal genoemd vanwege de kleur van zijn flanken.
														Wanneer hij uiteindelijk bereid is tot paaien
														wordt hij zilverachtig wit, en staat bekend als
														zilveraal. Dan begint hij zijn laatste reis. 
														De aal komt veel voor in rivieren en lijkt
														bestand tegen enige vervuiling. Visserij in de
														Sargasso Zee kan de aalpopulatie echter
														be�nvloeden en ernstige vervuiling in sommige
														Europese riviermonden heeft het aantal glasalen
														dat stroomopwaarts probeert te trekken drastisch
														verminderd. Bezorgdheid is er ook over het feit
														dat zowel de Europese als de Amerikaanse paling
														wordt bedreigd door een dodelijke parasiet die
														aalzwemblaasworm wordt genoemd. 
														Kort nadat ze uitkomen, eet een jonge aal zijn
														eerste voedsel uit zijn dooiervlies. Daarna
														begint hij microscopisch plankton te eten. Dit
														kleine dier eet en groeit echter het meest in
														zoetwatergebieden in Europa. Hij eet 's nachts
														om roofdieren te vermijden en grotere alen jagen
														op schaaldieren, insecten en zelfs andere vissen
														en kleine watervogels.
													
											  |