| 
												 
													
														De
															aasgier
													
													 
															 
														
														
															 Orde
															: Falconiformes - familie : Accipitridae -
															geslacht : Neophron en soort : Neophron
															percnopterus. De aasgier maakt deel uit van de
															familie der Accipitridae van haviken en
															adelaars, en is het enige lid van zijn geslacht. 
															Hij eet van vuilnisbelten en zoekt naar dode
															dieren, en daarom is de aasgier een bekende
															verschijning in zowel droog en open gebied als
															in de buurt van steden. Vanwege zijn lange,
															smalle vleugels en V-vormige staart werd deze
															vogel door de oude Egyptenaren faraokuiken
															genoemd en werd hij beschermd omdat men zijn
															werk als natuurlijke vuilruimer erg belangrijk
															vond. 
															De aasgier houdt van open vlaktes, savannen en
															woestijnen, maar doet het ook prima in rots- en
															bergachtig gebied. Omdat hij zich makkelijk
															aanpast, heeft hij zijn territorium ook
															geleidelijk verlegd naar door de mens bewoond
															gebied. De aanwezigheid van voedsel zoals aas en
															afval, is van grote invloed op zijn verspreiding
															en vaak wordt hij alleen, of in paren rond
															dorpen gesignaleerd. Soms vormen zich grote
															groepen van zo'n honderd dieren om samen te eten
															en te rusten, met name bij vuilnisbelten en
															slachthuizen, waar ze de stukjes vlees pakken
															die de grotere giersoorten overlaten. De vogels
															in het noorden van het verspreidingsgebied
															migreren aan het einde van de herfst in
															zuidelijke richting naar Afrika, waarbij ze
															alleen of in groepen van dertig in
															thermiekbellen vliegen. 
															Aasgieren blijven hun hele leven bij elkaar en
															bouwen samen hun nest op een beschutte, steile
															rots of in een kleine grot. Als ze in bewoond
															gebied leven, zoeken ze een geschikte plek op
															een gebouw. Het nest is tot anderhalve meter
															breed en wordt van takken gemaakt, bekleed met
															vodden, bont en onopgegeten voedsel. De ��n tot
															twee eieren worden zo'n zes weken lang
															afwisselend door het vrouwtje en haar partner
															uitgebroed. De kuikens zijn bedekt met wit dons
															en krijgen veren als ze bijna drie maanden oud
															zijn. Het verenkleed van de jonge vogels is
															donker, maar wordt lichter als de dieren
															volwassen worden. 
															De aasgier is een aasetende opportunist met en
															grote verscheidenheid aan voedsel op zijn menu.
															Hij maakt lange vluchten, waarbij hij op zijn
															goede gezichtsvermogen vertrouwt terwijl hij het
															gebied afspeurt naar karkassen van dode dieren
															zoals vogels en kleine zoogdieren. Omdat de
															snavel van deze kleine gier niet bijster sterk
															is, kan hij geen grote karkassen open krijgen en
															wacht hij op de restjes die andere, grote
															soorten aasetende vogels achterlaten of laten
															vallen. Af en toe jaagt hij ook zelf op kleine,
															zwakke levende dieren, zoals konijnen. 
															Hoewel de aasgier in grote delen van zijn
															leefgebied veel voorkomt, wordt hij vervolgd en
															wordt er ook langs zijn migratieroutes jacht op
															hem gemaakt. Hierdoor neemt zijn aantal af, met
															name in Europa, waar boeren ten onrechte denken
															dat deze vogel ziektes overbrengt.
														
													
											  |