Rubriek :
							Historische figuren
						
						
							
								Abraham Lincoln
							
						
						
							
								 Lincoln, Abraham (Hodgenville,
								Kentucky, 12 febr. 1809 - Washington D.C. 15 april 1865),
								Amerikaans staatsman, groeide op in Kentucky en Indiana, toen
								het Wilde Westen, vestigde zich in 1830 in Illinois, woonde van
								1832 tot 1837 in het plaatsje New Salem, oefende allerlei
								beroepen uit, maar wijdde zich ook aan de rechtenstudie en werd
								in 1836 advocaat. In 1837 vestigde hij zich in Springfield (Ill.).
								Intussen had hij zich in de politiek begeven en was voor de
								Whig-Partij lid van de Wetgevende Vergadering van de staat
								(1834-1842) en van het Huis van Afgevaardigden in Washington
								(1847-1849), waarna hij zich weer uit de politiek terugtrok. Als
								advocaat kreeg hij grote roem. De aanvaarding van de
								Kansas-Nebraska-wet in 1854 bracht hem echter weer terug in de
								politiek. Hij sloot zich in 1856 aan bij de nieuwe Republikeinse
								Partij en was daarvoor in 1858 kandidaat voor het senatorschap
								van Illinois. Wel werd hij door de zittende senator, Stephen
								Douglas, de maker van de Kansas-Nebraska-wet, verslagen, maar de
								wijze waarop hij in zeven openbare debatten met zijn
								tegenstander het Republikeinse standpunt uiteenzette, maakte hem
								beroemd in het hele land. Lincoln was geen abolitionist, maar
								meende dat de slavernij door het Congres moest worden ingeperkt
								en niet toegelaten in de nieuw te organiseren territori�n in het
								westen. Hij meende dat de slavernij niet grondwettig kon worden
								afgeschaft, maar dat zij een zedelijk kwaad was, dat door
								inperking op den duur zou kunnen verdwijnen. Vandaar dat hij
								Douglas' idee van zelfstandige keuze van de westelijke gebieden
								voor of tegen de slavernij fel verwierp. Slavernij was een
								nationale zaak, waarover de federale regering moest beslissen.
Lincoln, Abraham (Hodgenville,
								Kentucky, 12 febr. 1809 - Washington D.C. 15 april 1865),
								Amerikaans staatsman, groeide op in Kentucky en Indiana, toen
								het Wilde Westen, vestigde zich in 1830 in Illinois, woonde van
								1832 tot 1837 in het plaatsje New Salem, oefende allerlei
								beroepen uit, maar wijdde zich ook aan de rechtenstudie en werd
								in 1836 advocaat. In 1837 vestigde hij zich in Springfield (Ill.).
								Intussen had hij zich in de politiek begeven en was voor de
								Whig-Partij lid van de Wetgevende Vergadering van de staat
								(1834-1842) en van het Huis van Afgevaardigden in Washington
								(1847-1849), waarna hij zich weer uit de politiek terugtrok. Als
								advocaat kreeg hij grote roem. De aanvaarding van de
								Kansas-Nebraska-wet in 1854 bracht hem echter weer terug in de
								politiek. Hij sloot zich in 1856 aan bij de nieuwe Republikeinse
								Partij en was daarvoor in 1858 kandidaat voor het senatorschap
								van Illinois. Wel werd hij door de zittende senator, Stephen
								Douglas, de maker van de Kansas-Nebraska-wet, verslagen, maar de
								wijze waarop hij in zeven openbare debatten met zijn
								tegenstander het Republikeinse standpunt uiteenzette, maakte hem
								beroemd in het hele land. Lincoln was geen abolitionist, maar
								meende dat de slavernij door het Congres moest worden ingeperkt
								en niet toegelaten in de nieuw te organiseren territori�n in het
								westen. Hij meende dat de slavernij niet grondwettig kon worden
								afgeschaft, maar dat zij een zedelijk kwaad was, dat door
								inperking op den duur zou kunnen verdwijnen. Vandaar dat hij
								Douglas' idee van zelfstandige keuze van de westelijke gebieden
								voor of tegen de slavernij fel verwierp. Slavernij was een
								nationale zaak, waarover de federale regering moest beslissen.
								In 1860 stelde de Republikeinse Partij Lincoln kandidaat voor
								het presidentschap. De verdeeldheid binnen de Democratische
								Partij maakte dat Lincoln met een minderheid van stemmen toch
								gekozen werd. In febr. 1861 vormden de zuidelijke staten een
								aparte staat, de Geconfedereerde Staten van Amerika. Lincoln
								wilde de Unie handhaven, maar niet de oorlog tegen de
								afgescheiden staten beginnen. Beschieting door de zuidelijken
								van het fort Sumter leidde echter tot de Burgeroorlog. Lincoln
								toonde zich in deze oorlog een groot leider, tegelijkertijd
								omzichtig en beslist. Aanvankelijk aarzelde hij over de
								afschaffing van de slavernij, maar op 1 jan. 1863 tekende hij de
								emancipatieproclamatie, een oorlogsmaatregel die hij nam als
								opperbevelhebber, om de stemming in Europa te be�nvloeden en
								radicalen in zijn eigen regering tevreden te stellen. Maar hij
								ijverde ook voor de grondwettige afschaffing door het Congres,
								die in 1865 tot stand kwam. Het voornaamste oorlogsdoel van
								Lincoln was het bewaren van de eenheid van het land, omdat hij
								geloofde dat het uiteenvallen van de Unie een bewijs zou zijn
								dat de democratie niet levensvatbaar was. Niet uit
								nationalistische, maar uit democratische overwegingen stelde hij
								daarom alles in het werk om de eenheid te herstellen.
								In de oorlogvoering was het Noorden aanvankelijk niet erg
								gelukkig (zie Amerikaanse Burgeroorlog). Lincoln bemoeide zich
								persoonlijk met de strategie, tot hij de generaal had gevonden
								in wie hij volledig vertrouwen had, nl. Ulysses Simpson Grant.
								Tijdens de oorlog reeds bereidde hij plannen voor om de
								reconstructie van het Zuiden ter hand te nemen na de
								overwinning, waarbij hij uitermate verzoenend te werk wilde
								gaan.
								Lincolns persoonlijkheid is niet gemakkelijk te doorgronden. Hij
								had een zeer gesloten karakter, was melancholiek van aard en
								vond verlichting in een zeer originele en milde humor.
								Gereserveerd in zijn optreden, bracht hij hen die hem ontmoetten
								of met hem samenwerkten, eerder tot respect dan tot
								vertrouwelijkheid.
								Lincoln leeft vooral voort in zijn redevoeringen, die helder en
								boeiend waren. Vooral de rede op het kerkhof van Gettysburg (The
								Gettysburg Address, 19 nov. 1863) en de tweede inaugurele rede
								(4 maart 1865) zijn bekend gebleven. In Gettysburg sloot hij
								zijn rede af met het vertrouwen uit te spreken dat een regering
								van het volk, voor het volk, door het volk, niet zou verdwijnen
								van de aarde; in de tweede inaugurele rede vroeg hij van zijn
								volk om de leiding van God in het gebeurde te erkennen en te
								streven naar verzoening 'met haat tegen niemand en liefde voor
								allen'. Maar voordat hij dit programma zelfs maar kon beginnen,
								werd hij op 14 april 1865 in de schouwburg te Washington
								neergeschoten door de toneelspeler John Wilkes Booth, die met
								die daad meende het Zuiden te wreken. De volgende morgen vroeg
								overleed Lincoln. Zijn dood ontketende in het Noorden sterke
								wraakgevoelens en gaf radicale Republikeinen de kans om
								tegenover het Zuiden een onverzoenlijke politiek te beginnen
								(zie Reconstruction en Andrew Johnson). Na de dood van Lincoln
								is de grote verheerlijking van de president-martelaar begonnen;
								in hem heeft het Amerikaanse volk de held en heilige bij uitstek
								gevonden, een man, uit het volk voortgekomen, maar
								tegelijkertijd daar ver boven uitstijgend. Zijn geboortedag is
								thans een nationale feestdag en overal treft men monumenten van
								hem aan, waaronder het zeer beroemde in de hoofdstad Washington,
								van de hand van de beeldhouwer Daniel Chester French.