Rubriek :
Historische figuren
Amenhotep II
koning van Egypte
van 1438 tot 1412 v.C., werd als oudste zoon van Thoetmozes III
te Memphis geboren en groeide op in de harem waar hij werd
gezoogd door minnen die ook bekend zijn als de moeder of
echtgenote van zijn latere ambtenaren, van wie de meesten hem
ook op zijn veldtochten vergezelden. Na enige jaren
mederegentschap besteeg hij op 18-jarige leeftijd de troon.
Tijdens zijn regering drong het Mitannirijk op naar Noord-Syri�,
wat de vorst der Hettieten, Hattusili II, in bedwang hield. De
Syrisch-Palestijnse stadstaten bleven vazallen van Egypte, maar
Amenhotep II moest zijn gezag bewijzen. Een st�le uit zijn 3de
regeringsjaar te Amada (Nubi�) vermeldt zijn eerste veldtocht
naar Syri�. Een st�le uit Memphis bericht over twee volgende.
Die van het 7de regeringsjaar noemt hij eveneens zijn 'eerste
zegetocht', daar hij toen zelfstandig regeerde. Daarbij stak hij
de Orontes over en liet op de terugweg bij Kadesj de
vazalvorsten en hun zonen nieuwe eden van trouwen zweren.
Herhaaldelijk daagde hij, soms tegen beloning, zijn eigen
manschappen uit het tegen hem op te nemen met rennen, roeien en
boogschieten. In zijn 8ste regeringsjaar bevond hij zich in
Nubi�, in zijn 9de trok hij tot het Meer van Genezareth in
Palestina, in de omgeving waarvan hij zijn eerste
regeringsjubileum vierde. Twee st�les vermelden dat Amenhotep II
ten noorden van Damascus zeven opstandige vorsten eigenhandig
doodsloeg, ondersteboven aan de boeg van zijn schip liet hangen
en zes van hen aan de muren van Thebe, de zevende aan de muur
van Napata in Koesj ophing. De drie grote machten Mitanni,
Chatti en Babyloni� onderhielden diplomatieke betrekkingen met
hem. Sinds zijn 7de regeringsjaar werd de naam van zijn vrouw
weggekrast, maar om welke reden is niet precies bekend. Zij was
de moeder van zijn oudste zoon en opvolger, Thoetmozes IV. Zijn
bouwmeester Cha berichtte dat Amenhotep II in Hermopolis 'in
twee dagen' een nieuwe residentie aanlegde. De vorst besteedde
veel aandacht aan de provinciale tempels met name in Nubi�. Hij
bouwde een heiligdom voor zijn jubileumfeest tussen de 9de en
10de pyloon van de Karnak-tempel en restaureerde er een
zuilenhal van Thoetmozes I. Beelden en sfinxen van hem stonden
eens opgesteld in de twee vleugels van de zaal v��r de 5de
pyloon en zijn overwinningsincripties bevinden zich o.a. op de
8ste pyloon van Karnak. Amenhotep II werd bijgezet in een fraai
rotsgraf in het Dal der Koningen, waar zijn mummie is gevonden.
De tempel voor zijn dodencultus stond tegenover het huidige dorp
Koerna, ten noorden van de dodentempel van de latere farao
Ramses II, het Ramesseum. Tussen het graf van Thoetmozes I en
dat van Amenhotep II vond men het kleine graf van een Nubische
soldaat, een krijgsgezel van Amenhotep. In zijn eigen graf lagen
verschillende koningen van de 18de, 19de en 20ste dynastie in
een verzegelde zijkamer herbegraven. Na grafroof werd dit
verordend door de hogepriester van Amon en koning Pinodjem I van
de 21ste dynastie.