Amfibie�n
Vergeleken met de grote rijkdom
aan vissen en reptielen is het globale aantal
amfibie�n nogal aan de magere kant. Slechts
ongeveer drieduizend soorten, verdeeld over een
250 geslachten, worden algemeen erkend tot nu
toe.
Alle tegenwoordige vormen kunnen ondergebracht
worden in drie orden, waarvan twee gemakkelijk
te herkennen diertypen bevatten : de Urodela of
salamanders en de Anura of kikkers en padden. De
derde groep zijn de Apoda, die verscheidene
families omvat van pootloze, langgerekte,
gravende amfibie�n, bekend als wormsalamanders.
De
amfibie�n waren de eerste gewervelde dieren die
het land veroverden. Het ontstaan, in een ver
evolutionair verleden, van amfibieachtige dieren
uit de vissen betekent de belangrijkste faste in
de evolutie van de gewervelde dieren, omdat zij
alle daaropvolgende ontwikkelingen aankondigde.
Waarschijnlijk tussen de 375 en de 350 miljoen
jaar geleden begonnen de kwastvinnigen (orde
Crossopterygii), die reeds longen en vier
stevige, naar geneden gerichte vinnen bezaten,
zich geleidelijk uit hun zoetwatermilieu naar
het aangrenzende land te bewegen. De
ontwikkeling van de amfibie�n was hiermee
begonnen.
Bijna alle vroege amfibie�n moeten een visachtig
gedrag bewaard hebben. Ze leefden geheel of
grotendeels in het water en aten vis zoals hun
voorouders, de kwastvinnigen. Slechts enkele van
deze vroege amfibie�n waren echte landdieren.
Van de tegenwoordige amfibie�n hebben de
salamanders met hun langgerekte lichamen,
kronkelende zwembewegingen en vinnen op de rug
en staart nog het meest visachtige uiterlijk
behouden; volwassen vormen bezitten vaak nog
enkele typisch larvale kenmerken.
De kikkers en padden hebben alle een verkort
lichaam en geen echte staart. Deze ingrijpende
verandering van het primitieve amfibie met het
lange lichaam heeft de weg gebaand voor een hele
reeks mogelijkheden van nieuwe levenswijzen.
Over het algemeen zijn de ledematen krachtiger
geworden. Het springen en klimmen heeft zich bij
veel soorten tot een aanzienlijke hoogte
ontwikkeld en andere zijn bekwame gravers
geworden. De wormsalamanders zijn amfibie�n die
veel op wormen lijken en die geheel aangepast
zijn aan een gravend leven; de schedel van de
wormsalamander is stevig en benig, de poten zijn
volledig verdwenen.
De amfibie�n onderscheiden zich door een groot
aantal interessante voortbewegingstechnieken.
Sommige soorten zwemmen bijna als vissen, andere
zijn geschikter voor een leven op het land.
Salamanders hebben in hoofdzaak twee manieren
van voortbeweging op het land; in haast bewegen
ze zich zoals ze in het water doen, door
kronkelige bewegingen van het lichaam met weinig
meewerken van de poten; bij rustige gang wordt
het lichaam van de grond getild en door de vier
poten gedragen, die op de typische manier van
viervoeters bewegen.
Kikkers en padden, die hun staart verloren
hebben, bezitten een totaal andere manier van
voortbeweging. Dubbele synchrone trappen van de
achterpoten worden toegepast om in het water te
zwemmen en om te huppen en te springen op het
land. Kikkers en padden kunnen ook gewoon lopen.
Verscheidene groepen hebben onafhankelijk van
elkaar vrijwel dezelfde aanpassingen om in bomen
te klimmen ontwikkeld. Ze bezitten
hechtschijfjes onder de lange tenen die hen in
staat stellen om langs plantenstengels omhoog te
klimmen.
|