W ORLD E XPLORER     

Siteoverzicht
Email
Homepage
     

Rubriek : Paleontologie

Archeologie en wetenschap

De archeoloog reconstrueert het leven en de gedragingen van de mens in het verleden : hoe voorzag hij in zijn levensonderhoud, welke werktuigen gebruikte hij, waartoe was hij in staat, enzovoort. De sleutels tot het opbouwen van een dergelijk beeld zijn de sporen die deze mensen hebben achtergelaten : beenderen, gereedschappen, sieraden, potten, bouwwerken, enz. De archeoloog wordt hierin bijgestaan door verschillende andere wetenschapsmensen : geologen, zo�logen (dierkundigen), plantkundigen, scheikundigen en natuurkundigen. Door gespecialiseerde wetenschappelijke kennis kunnen gegevens worden verkregen uit de meest onwaarschijnlijke bronnen.

Menselijke en dierlijke overblijfselen
De gebroken beenderen van gevallen krijgers wijzen vaak uit welke soorten wapens er in het verleden bij het oorlog voeren werden gebruikt. Zelfs de tactiek die werd gevolgd kan worden gereconstrueerd. Ook ziekten kunnen sporen hebben achtergelaten op het geraamte, bijvoorbeeld melaatsheid en tuberculose. De Engelse ziekte, die de beenderen misvormt, kan gemakkelijk worden vastgesteld. Deze ziekte wordt veroorzaakt door gebrek aan vitamine D en als dus in een gemeenschap de Engelse ziekte veelvuldig voorkwam, dan wijst dit op een lage voedingsstandaard.
De tanden van de vroegere mens kunnen aanwijzingen geven voor het voedsel dat ze aten. De mensen die voornamelijk vlees aten, hadden zelden slechte tanden. Als de hoeveelheid graanproducten bij de voeding toenam, dan was bijvoorbeeld tandbederf een algemeen verschijnsel. De gevonden beenderen van dieren houden vaak verband met een menselijke gemeenschap. Het herkennen hiervan kan moeilijk zijn wanneer men de voedingsgewoonten van die mensen niet kent. De overblijfselen kunnen afkomstig zijn van dieren die van weide naar weide trokken, zoals bijvoorbeeld het rendier en de bizon. Dan is het bijna zeker dat ook de mensen een zwervend bestaan kenden.
Soms zijn de beenderen afkomstig van huisdieren. Huisdieren hoeven niet het harde leven voor het veroveren van een bestaan te leiden en als gevolg daarvan hebben hun geraamtes wijzigingen ondergaan. Zo werden bijvoorbeeld de aanhechtingsplaatsen voor de spieren op de beenderen kleiner. De gevonden beenderen vormen tevens een aanwijzing of de gemeenschap er al dan niet huisdieren op nahield. Een grote hoeveelheid beenderen van jonge dieren zal bijvoorbeeld niet worden gevonden bij een gemeenschap die leefde van de jacht, want dan zocht men de volwassen dieren uit om als voedsel te dienen. Een grote hoeveelheid beenderen van ooien (vrouwelijke schapen) duidt erop dat de dieren gehouden werden om de melk.

Stenen en potten
Door splinters van rotsen onder een microscoop te onderzoeken, kan de geoloog vaststellen welke mineralen er zich in bevinden. Vaak is het mogelijk door een eigenaardigheid in de verhouding van de mineralen of een merkwaardige plaatsing of structuur ervan vast te stellen, wat de oorsprong van die rots is, van de rots waarvan de splinter afkomstig is. In het verleden werd voor het vervaardigen van gereedschap en het optrekken van woningen vaak gebruik gemaakt van steen uit harde rotsen. Door de herkomst van dergelijke stenen na te gaan krijgt de archeoloog een indruk van de toenmalige industrie en de verbindingen. Zo werden bijvoorbeeld vierduizend jaar geleden stenen bijlen verhandeld door de Britse bevolking. In het algemeen zijn ze afkomstig uit ��n van de vier 'fabrieken' in Cornwall, Noord Wales, het Lake District en Ulster.
Op dezelfde manier kunnen ook scherven van potten onder de microscoop onderzocht worden. De klei-mineralen en het materiaal dat werd toegevoegd om krimpen tegen te gaan (het vulmateriaal) kunnen worden vastgesteld. Soms kan uit de aard van de klei of het vulmateriaal worden opgemaakt of de potten ter plaatse werden gemaakt, of afkomstig zijn van een andere plaats.

Metalen voorwerpen
Geleidelijk aan vervingen metalen voorwerpen de stenen gereedschappen. Door speciale onderzoekstechnieken kan worden vastgesteld welke samenstellingen van verschillende metalen (legeringen) werden gebruikt. Omdat hiervoor een heel klein splintertje van het materiaal al voldoende is, wordt het betreffende voorwerp weinig of niet beschadigd. E�n van de onderzoekstechnieken maakt het gemakkelijk de samenstelling van metalen vast te stellen zonder dat er een stukje van het voorwerp dient afgehaald te worden. Het oppervlak van de metalen voorwerpen kan worden onderzocht met microscopen en r�ntgenstralen. De verschijningsvorm en de structuur van de metaalkristallen tonen aan of de voorwerpen werden gegoten in mallen of werden 'gehamerd' uit platen of brokken metaal. Uit de kristallen blijkt ook hoe de verschillende metalen werden samengevoegd en zelfs hoe reparaties werden uitgevoerd.

De archeologische kalender
Er zijn twee manieren om de ouderdom van een archeologische vondst te bepalen. De ene manier is de 'absolute ouderdom' aangeven, dus de juiste ouderdom van het voorwerp. De andere manier bestaat uit de ouderdom aan te geven ten opzichte van die van andere voorwerpen (relatieve ouderdom). De kernfysica heeft de archeoloog de beste manier verschaft om de absolute ouderdom vast te stellen : de 'koolstof-14' methode. De meeste koolstofatomen hebben het atoomgewicht '12'. De kosmische straling die de dampkring treft vormt echter een andere soort koolstof : een radioactieve vorm het het atoomgewicht '14'. Iets van deze radioactieve vorm wordt door planten opgenomen als koolstofdioxide. Dieren nemen koolstof-14 op door het eten van planten. Als een organisme sterft, neemt het geen koolstof meer op. De opgenomen radioactieve koolstof wordt afgebroken en verandert in stikstof. De mate waarin deze verandering optreedt is constant. Na 5.568 jaar is de helft van de koolstof nog eens met de helft verdwenen. Door de hoeveelheid koolstof op te meten die nog aanwezig is in hout, beenderen, veen, steenkool, enz., kan de hoeveelheid die eruit verdwenen is ongeveer worden bepaald en dus eveneens de tijd die daarvoor nodig is geweest.
In Amerika hebben plantkundigen een absolute tijdschaal opgesteld, die teruggaat tot duizend jaar voor Christus. De ruimte tussen de jaarringen van bomen verschilt met het klimaat van de seizoenen. De 'patronen' die in het hout zijn ontstaan in overeenstemming met de seizoenen spreken duidelijke taal. In droge klimaten is het hout dat voor bouwwerken werd gebruikt, vaak gewaard gebleven. De ouderdom hiervan kan vergeleken worden met die van delen van boomstronken.
Voor het bepalen van de relatieve ouderdom heeft de archeoloog eigen methodes ontwikkeld. Zo kunnen bijvoorbeeld gereedschappen worden herkend aan de manier waarop ze gemaakt werden en hun doelmatigheid. Zoals de straaljager later is ontstaan dan de tweedekker, zo kan ook vastgesteld worden dat een stuk gereedschap ouder moet zijn dan een ander stuk gereedschap uit diezelfde omgeving.
Plantkundigen en scheikundigen gebruiken andere methodes. De plantkundigen maken gebruik van gevonden stuifmeelkorrels. Tenzij de mens heeft ingegrepen, is de opeenvolging en de verzameling van de stuifmeelkorrels een weerspiegeling van het klimaat in dat gebied. Sinds de ijstijd is het klimaat warmen geworden. In veel gebieden zijn de planten die in koude streken groeien gevolgd door planten die in een gematigd klimaat leven. Geleidelijk aan hebben de bossen zich ontwikkeld tot hun huidige verschijningsvorm. Op plaatsen waar aanzienlijk veel stuifmeel aanwezig is, worden vaak archeologische vondsten gedaan. De ouderdom van die overblijfselen kan in verband worden gebracht met de klimaat-schaal. Soms is het zelfs mogelijk langs radioactieve weg de absolute ouderdom van de stuifmeelkorrels en de dus de overeenkomstige vondsten, vast te stellen.
De scheikundigen passen methodes toe die bestaan uit het meten van kleine hoeveelheden van uranium, fluor of stikstof in de beenderen. Als beenderen en tanden lange tijd onder de grond liggen, nemen ze langzaam zeer kleine hoeveelheden uranium en fluor op. De hoeveelheid hangt af van de mate waarin deze stoffen in de bodem aanwezig zijn en de aard van het grondwater. Van vondsten uit hetzelfde gebied kan de relatieve ouderdom worden bepaald uit de hoeveelheid die van deze stoffen is opgenomen.
Stikstof komt voor in beenderen, zij het dan ook in een speciale vorm. Normaal bevatten beenderen ongeveer 4 � 5 procent stikstof. Deze hoeveelheid neemt met de tijd af. De mate hiervan hangt af van de natuurkundige, scheikundige en bacteriologische omstandigheden in de omgeving.
 


Klik hier om deze pagina als je startpagina in te stellen !

Google
 
Web www.worldexplorer.be
www.infoblog.be
© 2006 - WorldExplorer