|
Deze
soort komt voor in de tropische wateren in Oost- en
Midden-Afrika en in de bovenloop van de Nijl. Volwassen
exemplaren worden zo'n twaalf cm. lang. Ruzies tussen de
partners komen vaak voor tijdens de verleidingsrituelen
op het moment dat de eieren van het vrouwtje nog onrijp
zijn. Daarom is het verstandig schuilplaatsen aan te
leggen; het zwakkere vrouwtje kan zich dan verstoppen
als het mannetje, dat wil paaien, haar aanvalt. De
optimale temperatuur voor het kweken bedraagt 27 graden
C. Het paar heeft veel levend voer nodig, zoals wormen,
muggenlarven, enz. Deze soort houdt er een interessante
methode op na om er zeker van te zijn dat alle eieren
bevrucht zijn. Voordat het vrouwtje de eieren legt, gaat
het mannetje op zijn zij op een schoongemaakte steen
liggen. Hij buigt zijn lichaam en stoot de hom uit,
waarbij hij trilt. Het vrouwtje komt dichterbij met haar
kop in de buurt van de aarsvin van het mannetje en
probeert het eiachtige patroon van de vin te pakken
terwijl ze de hom inslikt. Dan legt ze een klein aantal
eieren op een steen, neemt die in haar mond (de keelzak)
en zuigt de hom van het mannetje nogmaals op. Het paaien
duurt ongeveer een anderhalf uur.
|