Rubriek :
Plant - algemeen
Aster
Aster
(v. Gr. ast�r = ster), geslacht uit de Composietenfamilie.
De Chinese aster of zomeraster behoort tot het geslacht
Callistephus.
Het geslacht aster telt 250 soorten, vooral in Noord-Amerika. In
Nederland en Belgi� komt in het wild voor de zeeaster of zulte
(A. tripolium). De tot 90 cm hoge plant komt voor op zilte
plaatsen zoals slikken en schorren. De smalle bladen zijn
vlezig; ze worden wel als groente (lamsoren) gegeten. De
straalbloemen (die kunnen ontbreken) zijn blauw, de
schijfbloemen geel (juli-september).
Veel astersoorten worden als tuinplant geteeld; daarvan komt A.
amellus in Belgi� ook in het wild voor.
De tuinasters worden in de praktijk meestal onderverdeeld in
twee grote groepen: voorjaarsbloeiende soorten, laag blijvende
planten met onvertakte bloeistengels en dikwijls slechts ��n
bloem per stengel, o.a. A. alpinus, A. tongolensis en A.
yunnanensis (bloeitijd mei-juni) en herfstbloeiende soorten,
middelhoog tot hoog groeiend met sterk vertakte bloeistengels,
zoals A. amellus, A. dumodus, A. frikartii, A. novae-angliae en
A. novibelgii en de hieruit ontstane hybriden (A. � versicolor).
Asters groeien het best op een zonnige tot licht beschaduwde
plaats. Ze verlangen een voldoende vochthoudende, goede
tuingrond. Planten en vermeerderen (door scheuren) kan het beste
in het voorjaar (maart-april) worden uitgevoerd. Een, vooral bij
herfstbloeiende soorten, vrij algemeen voorkomende ziekte is
meeldauw. Midden in de zomer ontstaat op de bladeren een wit
schimmellaagje, later worden de bladeren bruin en vallen af. Aan
de ziekte is weinig te doen.