De
bateleur
Orde
: Falconiformes - familie : Accipitridae -
geslacht : Terathopius en soort Terethopius
ecaudatus. De bateleur is lid van de familie van
de haviken en adelaars. Hij is nauw verwant aan
de slangarenden.
Met zijn sterke poten, die tegen slangenbeten
beschermd zijn, kan de bateleur zelfs de
giftigste prooi aan. Deze lenige Afrikaanse
adelaar ziet vele malen scherper dan de mens en
als hij vanuit de lucht een prooi ontwaart, laat
hij zich opeens vallen om zijn slachtoffer met
zijn grote, rode klauwen te pakken.
Net als alle roofvogels heeft de bateleur een
eigen territorium en hij kan met zijn scherpe
ogen prooi ver onder hem op de grond ontwaren.
Hij duikt in een spiraalvormige beweging naar
beneden en grijpt zijn prooi met zijn klauwen.
Water drinkt hij bijna niet. Hij krijgt zijn
vocht binnen via een grote verscheidenheid aan
prooien : liefst kleine zoogdieren zoals ratten,
hazen en eekhoorns, maar ook op de grond
nestelende vogels en hun eieren.
Landschildpadden lust hij ook en zelfs giftige
slangen kan hij aan. Als hij naar de grond
duikt, heft hij zijn kop op en spreidt hij zijn
vleugels, zodat de slang hooguit zijn veren of
goedbeschermde poten raakt. Ook jaagt hij kleine
gieren bij een karkas weg en pikt vervolgens hun
maaltje in.
De bateleur brengt het grootste deel van de dag
door in de lucht, waarbij hij hoog boven de
savanne grote afstanden aflegt met snelheden van
55 tot 80 kilometer per uur. Met zijn lange
vleugels en korte staart kan hij heel goed
zweven en per dag legt hij wel zo'n driehonderd
kilometer af. Hij verandert van richting door
zijn vleugels als bij een vliegtuig te
moduleren. Af en toe strijkt hij neer in een
boom om zich met aas te voeden of zijn voedsel
te verteren.
Tijdens de balts voert de bateleur complete
duikelingen en fel slingerende, acrotatische
toeren uit. Een paar bouwt een los nest van
twijgjes in de vork van een boom en maakt soms
een paar jaar gebruik van dezelfde plek. Het
vrouwtje legt ��n ei, dat na bijna twee maanden
uitkomt. Beide ouders beschermen en voeden het
jong, dat na drie tot zes maanden veren krijgt.
Het is voor zijn voedsel nog vier maanden
afhankelijk van de ouders en blijft in de buurt
terwijl het volgende broedsel soms alweer wordt
groot gebracht.
Roofvogels zijn gevoelig voor veranderingen in
het milieu. Ze staan bovenaan de voedselketen en
vormen een belangrijke indicator voor het
evenwicht binnen het ecosysteem. De bateleur is
her en der in zijn verspreidingsgebied zeldzaam
aan het worden. De vogel wordt vaak verstoord,
vooral bij nestplaatsen, en het sterftecijfer
onder jonge vogels is hoog : amper drie procent
wordt volwassen. Nu begint men in te zien dat de
bateleur vooral voor de landbouw schadelijke
dieren eet en dat hij de boeren dus helpt.
|