Bengaalse
tijger
Groep : op het land levende
zoogdieren
Omdat
de Bengaalse tijger zo sterk is en amper opvalt,
wordt deze grootste en zwaarste der katachtigen
gevreesd door zowel dier als mens. Getooid met
zijn klassieke oranje-zwarte vacht doet hij zijn
ronde in zijn territorium en jaagt hij meestal
solitair. Hij besluipt zijn prooi of lokt deze
in een hinderlaag en omdat hij enorm krachtig
is, kan hij dieren aan die groter zijn dan
hijzelf. Vroeger kwam de Bengaalse tijger overal
in Azi� voor. Nu alleen nog in sommige streken
van India en omliggende landen.
Bij het doden van zijn prooi maakt de tijger
gebruik van zijn onopvallendheid. Hij heeft een
uitstekend gezichtsvermogen en gehoor, zodat hij
dieren ook in het donker kan volgen. Hij jaagt
op grote dieren zoals herten en wilde zwijnen en
heeft dan weer voor een paar dagen genoeg eten.
Behoedzaam besluipt hij zijn prooi, om vanaf
twintig meter toe te slaan. Hij doodt zijn prooi
met een beet in de nek of de keel, waarna hij
het slachtoffer de dichte begroeiing in sleept
en daar oppeuzelt. Heeft hij genoeg gegeten, dan
bedekt hij zijn prooi met bladeren en komt hij
later terug. Mannetjestijgers eten wel veertig
kg per keer.
Tijgers houden van water en baden vaak in
rivieren en poelen om zich op het heetst van de
dag te verkoelen. Meestal jagen ze tijdens de
nacht en rusten ze overdag uit. De meeste
tijgers leven alleen, al jagen moeders soms ook
samen met hun welpen en andere jongen. Een
mannetjestijger zwerft door een territorium van
ten hoogste honderd vierkante kilometer, waarbij
hij de grenzen afbakent met geursporen,
uitwerpselen en krassen op stenen of bomen.
Andere tijgers kunnen daar zijn geslacht,
grootte en territorium uit opmaken. Tijgers
communiceren via brullen en grommen. Ze
verdedigen hun territorium fel tegen
rivaliserende mannetjes, maar staan enige
overlap toe met de kleinere territoria van
vrouwtjes.
Het mannetje vindt een vrouwtje op haar gebrul
en geursporen. Een tijgerpaar kan in twee dagen
wel honderd keer paren. Het vrouwtje krijgt de
welpen in een hol en brengt ze alleen groot,
waarbij ze ze de eerste zes maanden zoogt. Na
acht weken wagen de welpen zich naar buiten en
beginnen ze met het eten van vlees. De leeuwin
moet daarom vaker op jacht, maar ze gaat nooit
ver bij haar welpen vandaan. Als ze ��n jaar oud
zijn, kunnen de jongen jagen, maar ze blijven
tot twee jaar bij hun moeder.
Als gevolg van het verlies aan leefgebied,
stroperij, minder prooi en de handel in
tijgerorganen voor oosterse medicijnen, is het
aantal in het wild levende Bengaalse tijgers de
vorige eeuw afgenomen van 100.000 tot ongeveer
4.000. De meeste Bengaalse tijgers leven nu in
beschermde gebieden in India. Er zijn speciale
anti-stropers-eenheden ingezet en de handel in
tijgerproducten is in veel landen verboden.
|