Bergcicade
Hoewel
de meeste van de ongeveer dertigduizend
cicadesoorten in warmere streken leven, komen in
Europa toch nog enkele honderden soorten voor.
Het gaat meestal om kleine en doorgaans niet
zingende soorten. Alle cicaden voeden zich met
plantensappen. Ze hebben korte, stekelige
sprieten. In de vlucht zijn de wekere
achtervleugels verbonden met de meestal eveneens
doorzichtige voorvleugels. Met de sprinkhanen
hebben ze hun zingvermogen gemeen en ze kunnen
ook wat springen. Geluid produceren ze echter op
een unieke manier : twee naar buiten gewelfde
trommelvellen op de eerste achterlijfring worden
door een spier naar binnen getrokken en daarbij
ontstaat een klikkend geluid. Het gonzende
geluid ontstaat doordat die beweging zo'n 50 tot
480 maal per seconde wordt uitgevoerd. Van de
familie van de zangcicaden komt alleen in het
zuiden van Belgi� de hier afgebeelde soort voor.
Naar Centraal-Europa toe, maar alleen in
wijnstreken, komt ook de bloedrode zangcicade
voor, die tot 38 mm. groot wordt en een rood
patroon vertoont op de bovenzijde. De bergcicade
is met haar acht tot twintig mm. een stuk
kleiner dan laatstgenoemde. Ze komt slechts
plaatselijk voor en produceert een zacht zoemend
geluid.
|