De
bergduivel
Orde
: Squamata - familie : Agamidae - geslacht :
Moloh en soort : Moloh horridus. De bergduivel
heeft geen verwanten maar is een lid van de
enorme Agama-familie.
De bergduivel heeft een monsterlijk en stekelig
uiterlijk. Hij dankt zijn Latijnse naam Moloh
aan een demonische god. Maar hoewel hij er
dreigend uitziet, is deze hagedis totaal
ongevaarlijk voor mensen. De bergduivel is
perfect aangepast aan het woestijnklimaat van
Australi� en heeft vele talenten.
De scherpe stekels van de bergduivel bieden een
effectieve verdediging tegen roofdieren als
vleesetende buideldieren, grote hagedissen,
slangen en roofvogels. Als deze hagedis wordt
aangevallen, buigt hij zijn kop tussen zijn
voorpoten, waarna er achter zijn nek twee grote
en dreigende stekels te voorschijn komen. Net
als de kameleon kan de bergduivel om zich te
camoufleren van kleur veranderen. Een
kleurverandering vindt echter langzaam plaats en
duurt vaak enkele minuten. Tijdens de koude
woestijnnacht slaapt dit solitaire dier in een
ondiep hol dat het in de droge aarde heeft
uitgegraven. Overdag gaat de bergduivel op
jacht, waarbij hij zich soms onder kleine
struiken tegen de felle zon en roofdieren
verschuilt. Hij beweegt zich langzaam en
schommelt bij het lopen.
Bergduivels paren in oktober en leggen hun
eieren drie maanden later in januari, op het
hoogtepunt van de Australische zomer. Voordat ze
haar eieren legt, besteedt het vrouwtje twee of
drie dagen aan het graven van een hol, dat
zestig cm lang kan zijn en zich zo'n 25 cm onder
de grond bevindt. De eieren zijn 2,5 cm lang,
dus zeer groot in verhouding tot de afmeting van
de hagedis. De moeder legt haar eieren veilig in
het hol en na ongeveer drie maanden komen de
jongen uit. De diertjes zijn na drie jaar
volgroeid en kunnen wel twintig jaar oud worden.
Dit kleine woestijnmonster heeft een zeer
gespecialiseerd dieet en voedt zich vrijwel
uitsluitend met mieren. Hij heeft het liefst
kleine, niet-stekende soorten en is gek op
zwarte mieren. Overdag zoekt deze langzaam
bewegende hagedis in de hete woestijn naar
prooien. Als hij een mierennest gevonden heeft,
wacht hij net zolang bij de ingang tot de
diertjes verschijnen. Wanneer een kolonie mieren
voorbij trekt, likt de hagedis hen ��n voor ��n
met zijn tong op. Soms sneuvelen er wel 5.000
mieren achter elkaar. De tanden van de
bergduivel hebben een geribbeld oppervlak.
Hiermee kan hij het harde buitenskelet van de
insecten vermalen en het zachte lichaamsweefsel
naar binnen werken.
De woestijn is een droge plek en de bergduivel
moet dan ook zoveel mogelijk water verzamelen.
Vandaar dat hij op zijn stekels en huid kleine
ribbels heeft. Deze vangen elke druppel vocht op
en leiden het direct naar de bek van de hagedis.
Dit proces is zo effici�nt dat een waterdruppel
lijkt te verdwijnen zodra hij op de huid terecht
komt.
|