Rubriek :
Dier - algemeen
Bijzondere dieren van het
Deccan-plateau
In de regenwouden
van het westen van Voor-Indi� komen vele bijzondere dieren voor.
Alleen al onder de eekhoorns vinden we bijvoorbeeld de
reusachtige vliegende eekhoorn, de heel kleine gestreepte
palm-eekhoorn en de Voorindische reuzen-eekhoorn. Een civetkat
en een mangoeste zijn ook voor de streek uniek. Verder leven er
stekelvarkens, stekelratten en borstelratten. Onder de primaten
treffen we er de zeldzame baardaap of wanderoe en de
nilgiri-langoer aan en verder de
meer
primitieve slanke lori en toepaja's. E�n van de merkwaardigste
dieren uit het gebied is het Voorindische schubdier, dat nog
enkele verwanten heeft in andere delen van Azi� en Afrika (zie
foto : het Maleise schubdier).
Behalve deze en nog vele andere zoogdieren zijn er natuurlijk
ook talloze reptielen en vogels, waarvan er vele fel en bont
gekleurd zijn en sommige zeer luidruchtig zijn. Als voorbeelden
: parkieten, kleine papegaaisoorten, baardvogels - genoemd naar
hun 'snorharen', familie van de spechten - en beo's, zwart een
met witte vleugelvlek en een oranje snavel, bekend als kooivogel
om zijn vermogen om veel beter dan enige papegaai de menselijke
stem na te bootsen. Bodemvogels zijn er ook in overvloed. De
bekendste is zeker de blauwe pauw, waarvan de haan een lange
sleepstaart heeft die hij waaiervormig kan opzetten.
De Voorindische reuzen-eekhoorn wordt ongeveer een meter lang.
Hij vertoont grote vari�teit in kleur. Er zijn glimmende zwarte
met licht geel-bruine buik, andere zijn rood of roodbruin, nog
andere zijn zelfs gestreept of gevlekt. Door de plaatselijke
bevolking wordt hij wel 'boomhond' genoemd. Hij bouwt een groot
nest van takken en bladeren, hoog in een boom. Hij leeft
voornamelijk van noten en andere vruchten, insecten,
vogeleitjes, en de bast van bepaalde bomen. Verder zijn er de
vliegende eekhoorns, die niet echt kunnen vliegen, maar met de
hulp van een huidplooi van tak tot tak kunnen zweven, om bij hun
voedsel te komen of om aan een roofdier te ontsnappen. De soort
uit deze streek, de glinsterende vliegende eekhoorn, is ook al
groot : 60 tot 70 cm.
De kleine gestreepte palm-eekhoorn, een aantrekkelijk diertje,
komt in deze wouden overvloedig voor. Hij is niet schuw, leeft
dikwijls vlakbij menselijke nederzettingen en kan dan
betrekkelijk tam worden. Hij is vooral overdag actief, op zoek
naar zaden, noten, jonge bast, knoppen en wat hij verder van
zijn gading kan vinden.
De baardaap, een zeldzame makaak met een grijze baard die de
wouden van de bergen in het zuidwesten bewoont, en die een naar
verhouding zeer hoge intelligentie schijnt te hebben, verschilt
in zijn gedrag van de meeste andere apen. Zo klimt hij lieven
uit de boom om tegen een andere op te klimmen, in plaats van
over te springen. Verder is hij - zeker in tegenstelling tot de
andere makaken - nogal schuw en in zichzelf gekeerd.
De nilgiri-langoer, is nog een aap - in dit geval een slankaap -
die tot hetzelfde betrekkelijk kleine gebied beperkt is.
Slank-apen of langoeren zijn leniger dan makaken en ze leven
vrijwel uitsluitend van boombladeren. Ze hebben een aan dit
dieet aangepaste maag, die uit drie delen bestaat. Een ander
verschil met de makaken is, dat ze geen wangzakken hebben om
voedsel in mee te nemen of te bewaren.
Een
veel primitiever dier uit deze streek is de Elliott-toepaja.
Toepaja's worden tegenwoordig ingedeeld bij de orde van de
primaten (halfapen, apen en de mens), en wel bij de onderorde
Prosimii - de halfapen - met onder andere lori's, maki's en
spookdiertjes. Vroeger werden ze ingedeeld bij de orde van de
insecteneters, dus bij onder andere egels, spitsmuizen en
mollen. De Elliott-toepaja lijkt wel wat op een eekhoorntje,
vooral in zijn houding en de manier waarop hij zijn voedsel
vasthoudt. Maar bij hem bestaat dat voedsel bijna uitsluitend
uit insecten.
De slanke lori (zie foto) heeft een eigenaardig, maar niet
onaantrekkelijk uiterlijk met lange, zeer dunne ledematen en
kleine pootjes met lange vingers en tenen, een bolle kop met een
spitse snuit. Daarbij heeft hij de ronde oortjes en de grote
ogen van een typisch nachtdier. Hij is 20 tot 25 cm groot en
heeft geen staart. Als hij wordt gestoord, wiebelt hij heen en
weer, grommend en kwetterend. Hoewel hij in het wild vrijwel
uitsluitend leeft van insecten en andere kleine dieren als
kleine hagedissen en vogeltjes, krijgt hij in gevangenschap
dikwijls zelfs een voorliefde voor vruchten. Net als galago's
(verwanten van de lori's, in Afrika) verzorgt de slanke lori
zorgvuldig zijn zachte vacht, door zich regelmatig te poetsen en
te kammen met zijn tanen en met speciale schoonmaak-klauwtjes
aan zijn achterpoten. Ook - net als de galago's - urineert hij
geregeld op zijn poten. Daardoor bakent hij zijn gebied af. Hij
leeft solitair, dus niet in groepen. De slanke lori komt ook
voor op het eiland Ceylon (Sri Lanka).