Rubriek :
Ziekten en
aandoeningen overzicht
Blaaskanker
Wat is blaaskanker?
In de blaas wordt urine opgevangen die via de urineleiders uit
de nieren komt. De urine verlaat het lichaam via de urinebuis
(urethra). Nieren, urineleiders, blaas en urinebuis vormen samen
de urinewegen. Blaaskanker is een ziekte waarbij zich
kwaadaardige cellen vormen in de blaas. Er zijn verschillen
types blaastumoren, die genoemd worden naar de cellen waarin ze
ontstaan. De meest voorkomende blaaskanker gaat uit van het
slijmvlies van de blaas. Omdat slijmvliezen overal in de
urinewegen aanwezig zijn, kunnen er op verschillende plaatsen in
de urinewegen tumoren voorkomen.
Een tumor die beperkt blijft tot het slijmvlies van de
blaaswand, is een oppervlakkige blaaskanker. De tumor kan echter
doorgroeien in de diepere lagen en in de spierlaag van de
blaaswand. We spreken dan van een invasieve blaaskanker. Het
risico is ook groter dat deze tumoren doorgroeien in de
lymfeklieren en via het bloed in andere organen.
Het Vlaams Kankerregistratienetwerk registreerde in 1999 in
Vlaanderen 990 nieuwe gevallen van blaaskanker. Blaaskanker is
daarmee in Vlaanderen de vierde meest voorkomende kanker bij
mannen. Blaaskanker komt ruim vier keer meer voor bij mannen dan
bij vrouwen. De ziekte treft vooral mensen van boven de 60 jaar.
Onderzoeken?
In een vroeg stadium veroorzaakt blaaskanker nauwelijks
klachten. De volgende klachten of symptomen kunnen wijzen op
blaaskanker: bloed in de urine, pijn bij het plassen of vaker
moeten plassen dan gewoonlijk. Deze symptomen zijn echter niet
altijd specifiek voor blaaskanker, maar het is wel het beste
ermee naar de huisarts te gaan. Die zal indien nodig
doorverwijzen naar een uroloog.
Om blaaskanker op te sporen, kunnen de volgende onderzoeken
gebeuren. Met een urineonderzoek kunnen afwijkende cellen
gevonden worden. Daarna is verder onderzoek nodig om te zien
waar de tumor zich precies bevindt. Een echografie (onderzoek
met geluidsgolven) van de nieren en van een gevulde blaas kan al
richtinggevend zijn en is pijnloos. Het meest geschikte
onderzoek is de cystoscopie, waarbij de uroloog de blaasholte
van binnen bekijkt. Hij doet dat met een cystoscoop, een smalle,
bij voorkeur flexibele buis die via de urinebuis in de blaas
wordt gebracht. Dat kan onder goede lokale verdoving, hoewel
mannen dit over het algemeen iets minder goed verdragen dan
vrouwen. Met een cystoscoop kan tegelijkertijd een biopsie
genomen worden: stukjes weefsel die worden weggenomen uit de
blaas om in het laboratorium op kankercellen te onderzoeken.
Als de diagnose blaaskanker gesteld is, willen de artsen weten
in welk stadium de ziekte zich bevindt. Dat helpt hen immers mee
de behandeling te bepalen. Daarom kunnen nog een aantal foto's
genomen worden: een IVP of IVU (intraveneus pyelogram of
intraveneus urogram). Dat zijn r�ntgenonderzoeken van de
urinewegen waarmee de blaas, het nierbekken en de urinewegen
duidelijk zichtbaar worden. Dat gebeurt na een intraveneuze
inspuiting (een inspuiting in een ader) met een contraststof.
Voor oppervlakkige blaaskankers volstaat dit, maar anders zullen
ook een CT-scan (computertomografie, of zeer gedetailleerde
r�ntgenfoto�s van het lichaam) of een MRI volgen (magnetic
resonance imaging, beelden van het inwendige van het lichaam
gemaakt met een sterke magneet en radiogolven), een longfoto en
een botscan (onderzoek na inspuiting met een licht radioactieve
stof om te zien of er uitzaaiingen in het bot zijn).
Behandeling?
De meest toegepaste behandelingen van blaaskanker zijn op dit
moment een operatie (chirurgie), bestraling (radiotherapie) of
een behandeling met medicijnen (chemotherapie en immunotherapie).
De behandelende arts-specialist zal een van deze behandelingen
of een combinatie ervan adviseren, afhankelijk van de
uitgebreidheid van de tumor en de algemene conditie van de
pati�nt. Als de ziekte beperkt is gebleven tot de blaas en niet
is uitgezaaid, zal de specialist wellicht een curatieve
behandeling voorstellen. Een curatieve behandeling is gericht op
de genezing van de pati�nt. Bij een uitgezaaide blaaskanker zal
een palliatieve behandeling voorgesteld worden - dat is een
behandeling die de ziekte niet geneest, maar ze remt en/of
klachten vermindert.
Soms zijn er verschillende behandelingen mogelijk. Aarzel in dat
geval niet uw specialist uitvoerig vragen te stellen over de
voor- en nadelen van de verschillende behandelingen. Bij twijfel
kan ook een tweede mening van een andere specialist verhelderend
en nuttig zijn.
Chirurgie
Er zijn verschillende soorten operaties bij blaastumoren.
Daarbij wordt ofwel de tumor, of een deel van of de hele blaas
weggenomen.
Bij een transurethrale resectie (of TUR) brengt de uroloog via
een smalle buis een instrument in de blaasholte waarmee hij de
tumor verwijdert. Deze zogenaamde endoscopische operatie wordt
meestal toegepast en kan voldoende zijn bij oppervlakkige
blaaskankers in een vroeg stadium. Om de kans op herval te
verminderen, kan een aanvullende behandeling nodig zijn. Dat is
meestal een blaasspoeling met geneesmiddelen (cytostatica - of
BCG).
Voor verder gevorderde kankers volstaat deze behandeling niet en
is een cystectomie nodig. Bij een cystectomie wordt de blaas
volledig of gedeeltelijk weggenomen, samen met de lymfeklieren
in de buurt. Bij mannen wordt de prostaat het best mee
weggenomen. Als bij vrouwen de blaas helemaal weggehaald moet
worden, verwijdert de chirurg soms ook de baarmoeder,
eierstokken en de voorwand van de vagina die vlak bij de blaas
liggen.
Urinestoma
Als de blaas volledig verwijderd is, moet de urine langs een
andere weg afgevoerd worden. Dat kan via een stoma of een
vervangblaas. De eenvoudigste en meest toegepaste methode is het
aanleggen van een incontinent urostoma.
Bij een incontinent urostoma wordt een soort buisje gemaakt van
een stuk uit de dunne darm. Het ene uiteinde van de darm sluit
de chirurg af en hierin worden de urineleiders die van de nieren
komen ingeplant. Van het andere deel van de darm maakt hij een
urostomie of urinestoma - een kunstmatige uitgang waarlangs de
urine het lichaam kan verlaten. Op de buik zit een zakje waarin
de urine opgevangen wordt.
Bij een continent urostoma is geen zakje buiten het lichaam
nodig. De chirurg maakt, eveneens van een stuk darm, een
reservoir dat afgesloten is met een klep. Dat reservoir moet de
pati�nt zelf verschillende keren per dag leegmaken met een
sonde, een buisje dat hij (meestal via de navel) zelf in het
reservoir inbrengt. Dit heet een �continent� urostoma omdat de
pati�nt er controle over heeft wanneer hij het reservoir
leegmaakt.
Een ideale techniek is het aanleggen van een vervangblaas. Ook
daarbij wordt van een stuk darm een zak gemaakt om de urine op
te vangen, maar die wordt rechtstreeks op de urinebuis
aangesloten. De pati�nt zal onder andere door kinesitherapie
moeten leren hoe hij die nieuwe blaas leegt.
Complicaties
Behalve de specifieke problemen van een stoma (infectie,
urinelekken�), is impotentie de belangrijkste complicatie van
een blaasverwijdering bij mannen. Als bij de operatie de zenuwen
die essentieel zijn om een erectie te krijgen, niet gespaard
kunnen worden, verliest de pati�nt de mogelijkheid om door een
seksuele prikkel een erectie te krijgen. Kan de chirurg ��n of
beide zenuwen sparen, dan zullen de meeste mannen hun potentie
na een aantal maanden herwinnen. Maar ook wie erectiestoornissen
heeft, kan met behulp van pillen of spuitjes nog seks hebben: de
specialist kan u hierover informeren.
Radiotherapie
Radiotherapie is een behandeling met radioactieve stralen om
kankercellen te vernietigen. Bij radiotherapie wordt
radioactieve energie in de vorm van een stralenbundel (te
vergelijken met een lichtbundel) precies gericht op de plaats
van het gezwel of de plaats waar het gezwel zich bevond.
Bestralen gebeurt veelal bij pati�nten die geen operatie kunnen
of willen ondergaan of om ernstige symptomen te verlichten. Dit
is een palliatieve behandeling - een behandeling die niet meer
gericht is op genezen, maar wel op het onder controle houden van
de symptomen. Palliatieve radiotherapie kan bijvoorbeeld
bloedingen stelpen en pijn verlichten. Bestraling voor of na de
operatie gebeurt nog zelden. Bij grote of moeilijk te bereiken
tumoren kan radiotherapie voor de operatie de tumor verkleinen,
zodat hij beter weg te nemen is.
Bij blaastumoren kan uitwendig of inwendig bestraald worden. Bij
uitwendige bestraling wordt bestraald vanuit een machine buiten
het lichaam. Het gebied dat moet worden bestraald, verschilt per
pati�nt, en ook de duur van de bestralingskuur, de intensiteit
en het bestralingsschema (het aantal bestralingen) kunnen
vari�ren. Meestal wordt de pati�nt een dertigtal keer dagelijks
een paar minuten bestraald. Een opname in het ziekenhuis is niet
nodig, en de behandeling zelf is pijnloos. Bij inwendige
bestraling, ook brachytherapie genoemd, wordt radioactief
materiaal ingebracht in de blaas. Dat radioactieve materiaal
geeft daar een hoge dosis straling af. Deze techniek wordt bij
blaaskanker maar zelden gebruikt.
Bijwerkingen
Bestraling van de blaas heeft ook invloed op de gezonde cellen
in het bestraalde gebied. Als bijwerkingen kunnen vermoeidheid,
huidirritatie, blaaskrampen, darmkrampen en diarree voorkomen.
Sommige pati�nten krijgen na verloop van tijd ook
potentiestoornissen.
Chemotherapie
De naam chemotherapie verwijst naar de behandeling met
geneesmiddelen die kankercellen vernietigen of hun groei remmen.
De medicijnen worden rechtstreeks in de bloedbaan gebracht met
een infuus, waarna ze zich door het hele lichaam verspreiden en
ook kankercellen in uitzaaiingen op afstand kunnen bereiken.
Niet alle kankercellen zijn even gevoelig voor dezelfde
medicijnen. Daarom wordt vaak een combinatie (een �cocktail�)
van celremmende geneesmiddelen (cytostatica) voorgeschreven.
Deze intraveneuze chemotherapie wordt vooral gebruikt bij een
uitgezaaide blaaskanker. Het kan uitzaaiingen soms verkleinen,
of symptomen van een gevorderde kanker verlichten. Daardoor kan
de overleving verlengd worden en de levenskwaliteit verbeteren.
Tegenwoordig wordt ook chemotherapie gegeven v��r chirurgie bij
pati�nten met een gevorderde tumor. Ook na chirurgie kan
chemotherapie nuttig zijn bij pati�nten met een hoog risico op
herval.
Bepaalde vormen van chemotherapie worden rechtstreeks in de
blaas ingebracht, langs een buisje door de urinebuis. De blaas
wordt hierbij �gespoeld� met cytostatica. De behandeling wordt
enkel gebruikt bij oppervlakkige blaaskankers in een vroeg
stadium. Het kan helpen om de tumor minder kans te geven om weer
aan te groeien of terug te komen. Een blaasspoeling na het
endoscopisch verwijderen van de tumor kan zo de kans op genezing
verbeteren en de kans op herval verminderen.
Bij een blaasspoeling circuleren de medicijnen niet door het
hele lichaam, waardoor er minder kans bestaat op ongewenste
neveneffecten. Wel kunnen er plaatselijke bijwerkingen optreden
zoals bloed in de urine of pijn bij het plassen.
Bijwerkingen
Intraveneuze chemotherapie tast behalve de kankercellen ook
gezonde cellen aan. Daardoor kunnen er tijdelijk bijwerkingen
optreden: diarree, misselijkheid en braken, verminderde eetlust,
haaruitval, ontstoken mond, verhoogde kans op infecties door een
tekort aan witte bloedcellen, vermoeidheid... Ze verschillen van
persoon tot persoon en hangen onder andere af van de medicijnen,
de dosis en de duur van de behandeling. Na de behandeling
verdwijnen de meeste bijwerkingen.
Immunotherapie
Immunotherapie is een behandeling die onze natuurlijke afweer of
immuniteit stimuleert om de kanker aan te vallen. Immunotherapie
is een behandeling in volle ontwikkeling. Ze speelt op dit
moment maar een kleine rol bij de behandeling van de meest
voorkomende kankers, maar in bepaalde gevallen wordt het al
gebruikt.
Zo wordt bij blaaskanker in een vroeg stadium BCG gebruikt, een
vaccin waarmee de blaas (meerdere keren) gespoeld wordt. BCG
lijkt het lichaam te stimuleren om de blaaskankercellen aan te
vallen.
Bijwerkingen
Een blaasspoeling met BCG kan grieperige symptomen veroorzaken
en, net als een blaasspoeling met chemotherapie, pijn bij het
plassen. Na de spoelingen verdwijnen deze bijwerkingen meestal
vrij snel.
Na de behandeling?
Geneeskansen
De kans op genezing en herstel hangt bij kanker af van veel
dingen: van het stadium waarin de ziekte verkeert bij diagnose,
van de leeftijd van de pati�nt, de grootte van de tumor, of er
al dan niet uitzaaiingen zijn, van de behandeling enz. Uw
behandelende arts kan meer uitleg geven over al deze factoren.
Algemeen geldt dat hoe kleiner de tumor en hoe vroeger ontdekt,
hoe beter de kansen.
Hou er rekening mee dat elke situatie uniek is en dat
overlevingscijfers enkel een globaal beeld geven. Niemand kan
voorspellen wat er in uw geval precies zal gebeuren. Praat
erover met uw arts: hij kent uw situatie het best.
Nazorg
Leven met een ernstige ziekte als kanker is een hele beproeving.
Behalve de fysieke ongemakken die de behandeling meebrengt,
worden de meeste kankerpati�nten geconfronteerd met allerlei
zorgen, angsten en onzekerheden. Als de therapie met succes is
afgerond, vragen pati�nten zich af wat er nog meer gedaan kan
worden. Of hoe het nu in het dagelijkse leven verder moet met
een blaasstoma.
Deel van de nazorg is een geregelde medische controle
(bloedafname, echografie van de lever, r�ntgenonderzoek van de
longen), vooral met de bedoeling een mogelijk herval zo snel
mogelijk op te sporen en dan hopelijk weer succesvol te kunnen
behandelen.
Als het met de therapie niet gelukt is de kanker uit te
schakelen, is het de vraag hoe de symptomen zo goed mogelijk
bestreden kunnen worden en wie daarbij kan helpen. Hulp bij de
praktische �n bij de emotionele aspecten van de ziekte zijn vaak
welkom. Nazorg is in beide situaties erg belangrijk. Het begrip
�nazorg� houdt dan ook veel in: medische begeleiding, psychische
en sociale opvang, en/of palliatieve zorg.
Vragen
Uw arts
Praat met de behandelende arts over mogelijke symptomen,
bijwerkingen of fysieke problemen. Hij kent uw ziekte en het
verloop immers het best. Verliest u urine of heeft u
erectieproblemen, aarzel niet om hem er alles over te vragen.
Dit zijn veel voorkomende medische problemen, waarvoor er
mogelijk oplossingen zijn.
Uw omgeving en lotgenoten
Familie, vrienden en verwanten kunnen eveneens veel steun
bieden. Het kan ook helpen om over de ziekte te praten met
andere blaaskankerpati�nten.