De
bladsnijdersmier
Orde
: Hymenoptera - familie : Formicidae - geslacht
: Atta en soort Atta sexdens. Verwante, in
gematigde zones levende mieren zijn onder andere
de rode bosmier, de houtmier en de knoopmier.
De kleine maar ongelofelijk sterke
bladsnijdersmier werkt van de ochtend- tot de
avondschemering en verzamelt plantenmateriaal,
dat hij meeneemt naar een reusachtig ondergronds
nest en gebruikt als kweekgrond voor de
schimmels. Net als de meeste verwanten leeft de
bladsnijdersmier in een ingewikkelde gemeenschap
van miljoenen individuen. Elk individu wordt
geboren in ��n of meerdere klassen, of kasten,
die zijn taak in de kolonie bepalen.
Bladsnijdersmieren leven in reusachtige nesten
van uitgegraven grond. Hun graafactiviteiten
vormen boven de grond bergen zand van 90 tot 120
cm hoog. Onder de grond kan het nest ook enorme
afmetingen krijgen, van wel 5,4 meter diep en
dertig meter breed. De soldaten staan dag en
nacht op wacht bij de talrijke ingangen van het
nest, alsof het een fort is. De werkers lopen
onophoudelijk van en naar een nauwkeurig
onderzochte plant. Ze bijten er stukjes blad af
en dragen of slepen die terug naar het nest,
waar ze verdwijnen in ��n van de talrijke
ondergrondse kamers.
De enige vruchtbare mier in een kolonie is de
koningin. De koningin paart met verschillende
gevleugelde mannetjes en verzamelt 200 tot 300
miljoen spermacellen, die ze in een speciaal
zakje bewaart : de spermatheca. Vervolgens zoekt
ze een geschikt plekje waar de grond licht en
zanderig is, bouwt een nest en begint eitjes te
leggen. Ze brengt sporen van schimmels mee om
een schimmeltuin aan te leggen. Ze voedt de
schimmels met haar eigen uitwerpselen. De
schimmels worden weer gebruikt om er de
mierenlarven mee te voeden tot ze groot genoeg
zijn om de kolonie te beheren. De koningin legt
tien jaar lang bevruchte eitjes. Uit de
onbevruchte eitjes komen mannetjes, die het nest
verlaten als ze volwassen zijn.
De mieren verzamelen stukjes blad, vruchten,
bloemen en plantenmateriaal. De kleine
tuinmieren, die altijd in het nest blijven,
verwerken het tot pulp. Vervolgens leggen de
mieren stukjes van hun eigen uitwerpselen op de
pulp, waardoor een chemisch rottingsproces
ontstaat. Als de pulp zacht genoeg is, dient het
in speciale kamers als voedsel voor de schimmels
(Attamyces) die de mieren kweken om te eten. De
mieren leggen stukjes schimmel op deze muls en
na een tijdje ontstaan kleine knopjes, de
zogenoemde gongylidia, die boordevol
voedingsstoffen zitten.
Bladsnijdersmieren worden niet bedreigd, maar
hebben wel degelijk invloed op hun omgeving,
vooral op nieuwe oogsten. In landbouwgebieden
zijn de mieren een echte plaag. Ze plunderen
namelijk de groeiende gewassen en opgeslagen
levensmiddelen, zoals graan. Oude mierennesten
vormen een gevaar voor vee, want de dieren
kunnen erin vallen. Bovendien kunnen de nesten
de funderingen van kleine gebouwen verzwakken.
|