De
blauwe kiekendief
Orde
: Falconiformes - familie : Accipitridae -
geslacht : Circus en soort Circus cyaneus. De
blauwe kiekendief behoort tot de
Accipitridae-familie der haviken, gieren en
adelaars.
Terwijl hij dicht over de grond scheert en de
bodem afzoekt naar prooi die zich onder een
graspol of kluit aarde schuilhoudt, is de blauwe
kiekendief altijd klaar voor de aanval. Deze
roofvogel houdt zich op de grond op, mijdt
bergen en dichte bossen en geeft de voorkeur aan
open terrein zoals heidevelden. Hij nestelt en
rust zelfs op de grond, verscholen tussen lage
struiken en hoog gras.
Van eind augustus tot november trekken de meer
noordelijke blauwe kiekendiefpopulaties naar het
warmere zuiden van hun verspreidingsgebied. De
lente daarop, van maart tot mei, keren ze terug
naar het noorden om er te broeden. Hoewel ze
meestal solitair leven, vormen blauwe
kiekendieven tijdens de broedtijd paren en
worden op andere momenten soms zelfs in groepen
van tien tot twintig vogels waargenomen, terwijl
ze uitrusten. Deze schuwe roofvogel leeft op
ongestoord, open terrein met lage vegetatie,
waar hij op zoek naar zijn prooi tot bijna vijf
meter boven de grond zweeft en duikt. Tijdens de
broedtijd wordt hij territoriaal en valt hij
andere vogels en zelfs mensen aan.
De afgelopen twee eeuwen zijn de blauwe
kiekendieven in hun hele verspreidingsgebied
kleiner geworden, met name door de jacht, het
gebruik van pesticiden en het verlies van
leefgebied. Toch wordt de soort op wereldschaal
niet als bedreigd beschouwd.
Hoewel woel- en veldmuizen zijn lievelingsmaal
vormen, grijpt deze behendige kiekendief alles
wat ter plekke overvloedig op de grond aanwezig
is, zoals kleine vogels en vogeleieren, jonge
konijnen en hazen, kikkers en zelfs slangen.
Traag zweeft hij over open terrein en speurt
ondertussen systematisch de ondergroei af op
verborgen prooi. Plots schiet hij omlaag, grijpt
zijn slachtoffer met zijn uitgestrekte klauwen
en vliegt weg om zijn maal op een veilig plekje
te verorberen. Om prooi op de grond te
verrassen, houdt hij zich soms schuil tussen
struiken en begroeiing aan de rand van open
terrein. Hij deelt zijn jachtgebied met andere
roofvogels, met name de torenvalk en de velduil.
De meeste blauwe kiekendieven vormen stelletjes
om te paren, al paart in sommige gebieden het
mannetje met twee of drie vrouwtjes tegelijk. De
stelletjes nestelen vaak op een afgelegen plek
waar genoeg hoog gras ter beschutting is. Na een
maand broeden komen de vaalgele jongen uit.
Aanvankelijk verzorgt de moeder hen bijna
constant, terwijl de vader voor het eten zorgt.
Binnen 38 dagen hebben de jongen veren, maar de
ouders blijven hen nog een paar weken voeden tot
ze volledig onafhankelijk zijn.
|