W ORLD E XPLORER     

Siteoverzicht
Email
Homepage
     

Rubriek : Vlinders
 

Het borststuk van een vlinder

Het borststuk of thorax van een vlinder bestaat uit drie segmenten. Aan elk segment zit een paar poten, terwijl aan het middelste en achterste segment een paar vleugels bevestigd is. Vergeleken met andere insecten hebben vlinders bijzonder grote vleugels. Bij sommige soorten kan de vleugelspanwijdte wel dertig centimeter bedragen, bij een Atlasvlinder bijvoorbeeld. Op de vlindervleugels zitten de heel kleine schubben waaraan de diertjes hun wetenschappelijke naam Lepidoptera of schubvleugeligen te danken hebben. De schubjes, die als dakpannen op de vleugels staan, zijn hol en bevatten de pigmenten. Die geven de vlinder zijn mooie kleuren. bij weerschijnvlinders is kleur niet alleen afhankelijk van het soort pigment, maar ook van de structuur ven de rangschikking van de schubjes. Er ontstaat een bijzondere vorm van breking van het licht en dat zorgt voor een metaalachtige glans op de vleugels. Voorbeeld bij uitstek hiervan zijn de Zuid-Amerikaanse Morpho's, waarbij de vleugels van de mannetjes onvoorstelbaar blauw oplichten.
Vlinders die behoren tot de familie van de blauwtjes danken zelfs hun naam aan het opvallend blauw op de vleugels. Vele soorten vogelvlinders hebben soms een gouden glans op de vleugels. Omdat die kleuren een gevolg zijn van lichtbreking, worden ze niet flets, ook niet als de vlinder dood is. Dat is wel het geval bij pigmentkleuren, die verbleken, als ze langere tijd aan het licht blootgesteld zijn. Dat is bijvoorbeeld duidelijk te zien aan vlinders in oude collecties in natuurhistorische musea. De kleuren op hun vleugels kunnen binnen een soort enorm vari�ren. Soms zijn dat geografische vormen, dat wil zeggen dat alle individuen in een bepaald gebied een zelfde kleurpatroon hebben, waarbij elk gebied vlinders met een eigen karakteristiek kleurpatroon heeft. Ook komen er bij veel vlinders bijzondere kleurvarianten voor. Dat kunnen mutanten zijn, die een bepaald pigment missen, zoals er vuurvlinders zijn, die witte in plaats van oranje vleugels hebben. Een heel bijzondere afwijking is de zogenaamde laterale gynandromorf. Die naam betekent dat de vlinder half man, half vrouw is, maar dan wel zodanig dat de scheidslijn tussen de beide geslachten precies in het midden ligt. De linkerhelft van het dier is van het ene geslacht en de rechterhelft van het andere. Een dergelijke situatie kan bij zoogdieren niet voorkomen, omdat de geslachtsbepaling heel anders gaat dan bij insecten. Aan de basis van de ontwikkeling van een gynandromorf staat, zoals bij alle andere vlinders, een bevruchte eicel.
Dat kan een cel zijn met twee kernen, een mannelijke en een vrouwelijke, of een cel met ��n kern, waarin tijdens ��n van de eerste celdelingen een fout is opgetreden. Als zo'n cel uitgroeit tot een vlinder is het resultaat van de genetische afwijking een gynandromorf. Zulke vlinders blijven voor het menselijk oog verborgen als de kleurpatronen op de vleugels bij mannetjes en vrouwtjes gelijk zijn. Maar bij die vlindersoorten, waarbij elke sexe een eigen kleurpatroon heeft, valt een gynandromorf onmiddellijk op. Onder de vlinders die in de tropische vlindertuin van het Noorder Dierenpark gekweekt zijn, is dit verschijnsel met een frequentie van ��n op 90.000 vastgesteld.


Klik hier om deze pagina als je startpagina in te stellen !

Google
 
Web www.worldexplorer.be
www.infoblog.be
© 2006 - WorldExplorer