Rubriek :
Historische figuren
Koning Boudewijn van Belgi�
1930
Boudewijn, Albert, Karel, Leopold, Axel, Marie, Gustaaf, Hertog
van Henegouwen, werd geboren in het Kasteel van Stuyvenberg, bij
Brussel op 7 september 1930. Hij was het tweede kind van Koning
Leopold III en Koningin Astrid, bij geboorte Prinses van Zweden.
1934
Zijn grootvader, Koning Albert I, kwam op tragische wijze om het
leven bij een rotsbeklimming.
Bij de troonopvolging van zijn vader, Koning Leopold III, op 23
februari 1934, kreeg de kleine Prins de titel "Hertog van
Brabant".
1935
Op 29 augustus verloor de Prins zijn moeder Koningin Astrid, die
omkwam bij een auto-ongeval in K�ssnacht, Zwitserland.
Koning Leopold III verliet samen met zijn kinderen het Kasteel
van Stuyvenberg en verhuisde naar het Koninklijk Kasteel te
Laken.
1940
Op 10 mei, bij de invasie van Belgi�, werden Prins Boudewijn,
zijn oudere zus Prinses Jos�phine-Charlotte en zijn broer Prins
Albert, overgebracht naar Frankrijk en vervolgens naar Spanje.
De Prinsen keerden terug naar Belgi� op 2 augustus 1940. Ze
zetten hun studies verder tot in juni 1944, hetzij te Laken
hetzij in het Koninklijk Kasteel te Ciergnon in de Ardennen.
1944
Bij de landing van de geallieerden, in juni 1944, werden Leopold
III, Prinses Liliane, met wie hij in 1941 huwde, en de kinderen
weggevoerd naar Hirschstein in Duitsland en daarna naar Strobl
in Oostenrijk. Daar werden zij op 7 mei 1945 door het
Amerikaanse leger bevrijd.
Door de politieke situatie in Belgi� verlieten Koning Leopold
III en zijn familie Oostenrijk in oktober van datzelfde jaar en
vestigden ze zich in Zwitserland in villa "Le Reposoir" in
Pregny. Zij bleven er tot juli 1950.
Prins Boudewijn zette ondertussen zijn studies verder aan een
college in Gen�ve. In 1948 maakte hij een reis naar de Verenigde
Staten.
1950
Op 22 juli keerde Koning Leopold III samen met Prins Boudewijn
en Prins Albert terug naar Belgi�. Op 1 augustus van dat jaar
verzocht de Koning de Regering en het Parlement een wet goed te
keuren die zijn macht overdroeg op zijn zoon, Prins Boudewijn,
Hertog van Brabant, die op 11 augustus 1950 de titel Koninklijke
Prins bekwam.
1951
Op 17 juli legde de Koninklijke Prins de grondwettelijke eed af
en werd de vijfde Koning der Belgen.
1951-1960
Op internationaal vlak behoorde Belgi� tot de ondertekenaars van
het verdrag van 18 april 1951 tot oprichting van de Europese
Gemeenschap voor Kolen en Staal. Daaruit zou later (Verdrag van
Rome, 25 maart 1957) de Europese Economische Gemeenschap, nu
Europese Unie, ontstaan.
Op binnenlands vlak werd deze periode gekenmerkt door een aantal
problemen die vaak heftige spanningen teweegbrachten : de
schoolstrijd tussen de voorstanders van het vrij onderwijs en
die van het rijksonderwijs, de onafhankelijkheid van Kongo, de
stakingen van 1960-1961.
De schoolstrijd zou voortduren tot 1958, jaar waarin een akkoord
werd bereikt met het zogenaamde "Schoolpact", bekrachtigd door
de wet van 29 mei 1959.
In januari-februari 1960 werd te Brussel een
rondetafelconferentie gehouden met vooraanstaande Kongolese
politici en een Belgische regeringsdelegatie. De
onafhankelijkheid werd er formeel toegestaan en tevens werden de
grote trekken van een Kongolese grondwet vastgelegd. Op 30 juni
1960 woonde de Koning te Kinshasa de machtsoverdracht bij.
Ook in 1960 kreeg dezelfde regering af te rekenen met een
moeilijke sociaal-economische toestand. In Vlaanderen heerste
structurele werkloosheid, terwijl de sluiting van
steenkoolmijnen in Walloni� er voor ernstige beroering zorgde.
Om tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van de
gewesten, ging de regering voor het eerst een regionaal
economisch beleid voeren. In november 1960 diende zij bij het
parlement een algemeen herstelprogramma in, de zogenaamde
"Eenheidswet". In de tweede helft van december brak in het land
een algemene staking uit. Spoedig bleekt dat de beweging in
Vlaanderen minder sterk was dan in Walloni�, waar zich hevige
onlusten voordeden. In Walloni� had de staking trouwens ook een
politieke inslag, aangezien zij op federalistische
structuurhervormingen aanstuurde. De communautaire spanningen
die eens te meer duidelijk werden, zouden in de daaropvolgende
jaren in een stroomversnelling terechtkomen.
1960
Op 15 december huwde de Koning met Do�a Fabiola de Mora y de
Aragon.
1960-1976
De taalgrens werd vastgesteld bij de wet van 8 november 1962. De
wetten van 30 juli 1963 (taalstelsel in het onderwijs) en van 2
augustus 1963 (taalgebruik in bestuurszaken) bevestigen het
principe van de eentaligheid van de gewesten.
Dit principe gaf, vanaf 1966, aanleiding tot een betwisting over
de aanwezigheid te Leuven van de Franstalige afdeling van de
Katholieke Universiteit. In brede kringen van de Vlaamse opinie
werd aangedrongen op de overheveling naar Walloni�. De
overheveling (naar Ottignies in Waals-Brabant) zou kort nadien
een feit worden.
Op 18 februari 1970 verklaarde Eerste Minister Gaston Eyskens in
de Kamer dat de unitaire staat door de gebeurtenissen
achterhaald was en dat de gemeenschappen en gewesten hun plaats
dienden in te nemen in een vernieuwde staatsstructuur. Dit was
de aanloop naar de eerste communautaire grondwetsherziening in
de Belgische geschiedenis. Tijdens datzelfde jaar kregen de
Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap de culturele
autonomie toegewezen, zodat uitsluitend zijzelf bevoegd werden
voor hun culturele aangelegenheden.
Tijdens de daaropvolgende jaren werd meermaals gepoogd, onder
meer door de Egmont- en Stuyvenbergakkoorden in 1977-1978, om
tot een globale regeling van de communautaire problematiek te
komen. Echter zonder resultaat.
Deze toestand maakte Koning Boudewijn in groeiende mate bezorgd.
Hij had vooral oog voor het vrijwaren van de eenheid van Belgi�.
Zo verklaarde hij in een toespraak op 31 maart 1976, zinspelend
op de nationale spreuk van Belgi� ("Eendracht maakt macht") :
"Toen de stichters van het onafhankelijke Belgi� deze spreuk
kozen, waren zij zich bewust �n van onze diversiteit, �n van de
noodzakelijkheid van ons samengaan. Zij oordeelden dat de
gewesten, met hun rechtmatige autonomie, onderling aanvullende
delen zijn van een geheel en zich niet als naijverige
tegenstanders mogen opstellen. Zij gaven er zich rekenschap van
dat federeren verenigen betekent, in aanvaarde verscheidenheid,
en niet ontbinden in confrontatie." Dit thema kwam later
herhaaldelijk -en met steeds meer klem- terug in de toepraken
van de Vorst.
1976
Ter gelegenheid van zijn 25-jarig Koningschap, besloot de Vorst
om met de fondsen die de bevolking hem had geschonken een
stichting te cre�ren die zijn naam zou dragen. De Koning
Boudewijnstichting heeft als taak de levensvoorwaarden van de
bevolking te verbeteren. De stichting beheert projecten en
publiceert werken in zeer verscheiden domeinen zoals
armoedebestrijding en sociale integratie, milieubescherming,
bescherming van het bouwkundig erfgoed en het kunstpatrimonium,
jeugdvorming, .
1976-1990
In 1980 kwam een nieuwe staatshervorming tot stand door een
grondwetsherziening en een bijzondere wetgeving. De Vlaamse en
de Franse Gemeenschappen kregen nu ook de persoonsgebonden
aangelegenheden toegewezen (gezondheidszorg en bijstand aan
personen). Voor de Duitstalige Gemeenschap werd een rechtstreeks
te verkiezen Raad opgericht. Het statuut van het Waalse en het
Vlaamse Gewest werd eveneens uitgetekend. De twee Gewesten
kregen ruime bevoegdheden : regionale economie en
tewerkstelling, ruimtelijke ordening, leefmilieu, huisvestiging,
enz.
Gemeenschappen en Gewesten regeren voortaan door middel van
decreten die kracht van wet hebben in hun rechtsgebied. Hun
financi�le middelen werden verruimd, o.m. met ristorno's op de
nationaal geheven belastingen en met een beperkte bevoegdheid om
zelf belastingen te innen (eigen fiscaliteit).
Ook werd het Arbitragehof opgericht om conflicten te beslechten
tussen Gemeenschappen en Gewesten onderling en tussen deze
entiteiten en de nationale overheid.
In de eerste helft van de jaren 1980 ontstond een economische en
financi�le crisis. Het land werd getroffen door een hoge
werkloosheid, terwijl de staatsschuld enorm toenam. In februari
1982 werd de Belgische munt gedevalueerd. Opeenvolgende
herstelplannen met loonmatiging, besnoeiingen in de begroting,
verlichting van de lasten van het bedrijfsleven, enz. zouden
geleidelijk verbetering brengen.
De derde staatshervorming kwam er in 1988-1989.
Andermaal werden de bevoegdheden van de regionale entiteiten
verruimd : voor de Gemeenschappen met het onderwijs en het
welzijnsbeleid, voor de Gewesten met o.m. openbare werken en het
volledig toezicht over de lokale besturen.
Tevens werd het statuut van het Brussels Gewest vastgelegd : er
kwam een rechtstreeks te verkiezen vertegenwoordigende
vergadering (de Brusselse Hoofdstedelijke Raad) met een eigen
regering. Daarnaast werd voorzien in afzonderlijke Vlaamse en
Franse commissies voor gemeenschapsmateries in Brussel.
De financieringswet van 16 januari 1989 garandeerde de
Gemeenschappen en Gewesten vaste aandelen in de nationale
belastingen en breidde hun fiscale bevoegdheid uit.
Op een geheel ander vlak stelde zich, in het voorjaar 1990, een
constitutioneel probleem. Begin april keurden Kamer en Senaat
een wetsvoorstel goed tot liberalisering van abortus. Op 30
maart had Koning Boudewijn aan de eerste minister schriftelijk
meegedeeld dat hij, de derde tak van de Wetgevende Macht,
volgens zijn geweten deze wet niet kon bekrachtigen.
Op grond van artikel 82 (thans artikel 93) van de grondwet,
stelde de ministerraad vast dat de Koning in de onmogelijkheid
was om te regeren. In dat geval oefent de ministerraad de
grondwettelijke macht van de Koning uit. Deze raad bekrachtigde
de abortuswet (3 april 1990) en kondigde ze af. Op 5 april
beslisten de Verenigde Kamers dat aan de onmogelijkheid tot
regeren een einde was gekomen, zodat de Koning zijn
grondwettelijke prerogatieve opnieuw kon uitoefenen.
1990-1991
Ter gelegenheid van de 60ste verjaardag van de Koning en de
viering van 40 jaar Koningschap werd een nationale hulde
georganiseerd, de "60-40 Feesten". De feestelijkheden gingen
door van 7 september 1990 (de verjaardag van de Koning) tot 21
juli 1991 (Belgische Nationale feestdag).
1991-1993
De regering maakte op de eerste plaats werk van de verdere
uitvoering van de staatshervorming. Daartoe werd op 28 september
1992 het Sint-Michielsakkoord gesloten. Het werk
(grondwetsherzieningen, bijzondere en gewone wetgeving) kwam
grotendeels tot stand in 1993.
Volgens artikel 1 van de nieuwe grondwet, is Belgi� een federale
staat samengesteld uit de Gemeenschappen en de Gewesten. De
leden van de Vlaamse Raad (die tegelijk de gemeenschaps- en de
gewestmateries behandelt) en van de Waalse Gewestraad worden
voortaan rechtstreeks verkozen. De samenstelling en de taak van
de federale Kamer van Volksvertegenwoordigers en van de Senaat
werden herzien.
De bevoegdheden van de Gemeensschappen en de Gewesten werden
verruimd, meer bepaald wat betreft de buitenlandse betrekkingen.
Tenslotte werd de provincie Brabant gesplitst in twee provincies
: Vlaams-Brabant en Waals-Brabant.
In wat zijn laatste toespraak zou worden, gaf de Koning zijn
visie als volgt weer : "Dit jaar hebben wij andermaal een
belangrijke hervorming van onze politieke structuren
doorgevoerd. Zij vormt het sluitstuk van wat sinds 1970 tot
vandaag werd veranderd aan het staatsbestel. (.) Het was de wil
van het parlement om een nieuw evenwicht tot stand te brengen
tussen, enerzijds, een verreikende autonomie van de Gewesten en
Gemeenschappen, en, anderzijds, de noodzakelijke eenheid en
samenhorigheid van het land" (21 juli 1993).
1993
Op 31 juli overleed Koning Boudewijn plots in zijn
vakantieverblijf te Motril, in het Zuiden van Spanje. Hij
bezweek aan een hartstilstand op het moment dat het Koningspaar
met vakantie was.