Rubriek : De
mens - algemeen
Het Bourgondische Rijk
Filips de Stoute
( 1342-1404), de jongste zoon van koning Jan II van Frankrijk,
gedroeg zich in de Slag bij Poitiers in 1356 zo dapper, dat hij
niet alleen de bijnaam 'de Stoute' kreeg, maar dat zijn vader
hem ook beloonde met het hertogdom Bourgondi�. Dit in het oosten
van het huidige Frankrijk gelegen gebied was vrijgekomen doordat
de laatste hertog er kinderloos was gestorven. Filips de Stoute
deed enige jaren later een gelukkig huwelijk, gelukkig in
zakelijk opzicht dan, want zijn echtgenote Margaretha van Male
was de erfgename van Vlaanderen, Nevers, Rethel, Artois en het
vrijgraafschap Bourgondi�. Ook de nakomelingen van Filips de
Stoute ging het goed.
Kleinzoon Filips de Goede (1419-1467) had Namen, Brabant,
Limburg, Henegouwen, Luxemburg, Holland en Zeeland er nog bij.
In Utrecht en Luik zette hij familieleden op de bisschopszetel.
Ook in het hertogdom Gelre breidde hij zijn invloed uit. Het
totale gebied dat bijeengebracht was door huwelijk, erfenis en
koop en dat men Groot-Bourgondi� zou kunnen noemen, was vrijwel
een onafhankelijke staat. Het streven van de hertogen was erop
gericht deze staat ook werkelijk zelfstandig te maken, tussen
Frankrijk en Duitsland in.
Op een echte staat leek Groot-Bourgondi� nog lang niet, want
daarvoor was het teveel een lappendeken van allerlei
vorstendommen. Om het rijk tot eenheid te brengen, riep Filips
de goede de 'Orde van het Gulden Vlies' in het leven. Dit was
een wereldlijke ridderorde ter verdediging van het geloof en van
de kerk. In werkelijkheid had de orde een politiek doel, want de
hertog wilde de hoge edelen uit de verschillende landen nauw aan
zich binden. Bovendien benoemde hij uit de kring van de
'Vliesridders' zijn hoogste ambtenaren. Zij werden de
stadhouders, die hem in ieder land of gewest waarvan hij heer
was, moesten vertegenwoordigen. Een verdere maatregel om de
eenheid in zijn landen te bevorderen was het van tijd tot tijd
bijeenroepen van de Staten-Generaal. Dat was een vergadering van
de afgevaardigden van de drie standen, die dan
gemeenschappelijke problemen konden bespreken. Filips de Goede
liet bij zijn overlijden het Bourgondische Rijk in grote
welvaart na aan zijn zoon Karel de Stoute (1467-1477).
Handel en nijverheid, kunsten en wetenschappen waren in de
Nederlanden tot bloei gekomen. Het leger behoorde, dankzij een
voortreffelijke artillerie, tot de beste legers van Europa. Aan
zijn hof te Atrecht had Filips de Goede op waarlijk vorstelijke
wijze grote praal ten toon kunnen spreiden en de feesten waren
wijd en zijd beroemd. Ondanks deze talrijke uitgaven erfde Karel
de Stoute toch een goedgevulde schatkist.
De nieuwe heerser van het Bourgondische Rijk had zijn naam te
danken aan zijn onstuimige dapperheid, die hij bij elk gevecht
toonde. Maar hij was ook eigenzinnig, eerzuchtig en weinig
standvastig. De adel, die veel avonturen en een rijke buit van
hem verwachtte, had grote verwachtingen van hem. Van stedelijke
voorrechten trok Karel de Stoute zich niet veel aan. Nadat hij
op 30 juli 1467 te Gent was gehuldigd, hoopten de Gentenaars dat
hij de belasting, die hun door Filips de goede was opgelegd, zou
intrekken. Toen de vorst dat niet deed, kwamen ze in opstand.
Toen moest Karel wel toegeven, maar met wrok in het hart. Daarop
kwamen ook andere steden in opstand, maar die werden alle
spoedig tot rust gebracht, behalve Luik. Tegen deze stad trok
Karel de Stoute met zijn leger op en eind oktober 1467 versloeg
hij de burgers in open veld. Daarna hield hij zijn intocht in de
stad.
De snelle opkomst van Groot-Bourgondi� was de Franse koningen
natuurlijk een doorn in het oog. Lodewijk XI (1461-1483),
de zoon van Karel VII, toch al vastbesloten zijn macht ten koste
van de hoge adel uit te breiden, vond in Karel de Stoute
begrijpelijkerwijs zijn gevaarlijkste tegenstander. De opstand
van Luik was dan ook voor een flink deel zijn werk. Men kan
zeggen dat Lodewijk XI in het algemeen een zeer sluw en geslepen
man was, maar toch beging hij een domheid, waardoor hij in
gevangenschap van Karel de Stoute kwam. In een poging om Karel
de Stoute tot toenadering te dwingen, ging hij naar P�ronne
zonder enige gewapende macht en alleen op de belofte van hertog
Karel de Stoute van een vrijgeleide. Zodra echter de koning in
P�ronne was aangekomen, trok de hertog in de buurt troepen samen
en moest Lodewijk XI zijn toevlucht zoeken in de burcht van de
stad. En toen kwam nog het bericht dat Luik opnieuw in opstand
was gekomen. De hertog was razend en beschouwde de koning toen
helemaal als zijn gevangene. Maar beide partijen bevonden zich
eigenlijk in een onmogelijke situatie. Onder de druk van die
omstandigheid kwamen ze tot een vergelijk, dat uiteraard geheel
in het voordeel van de Bourgondische hertog Karel de Stoute
uitviel. Lodewijk XI moest, behalve dat hij van allerlei rechten
afstand deed, ook nog met een leger meetrekken om het opstandige
Luik te straffen. Vele burgers van Luik namen de wijk en
vluchtten de Ardennen in. De achterblijvenden werden merendeels
in de Maas verdronken. De stad werd aan plundering prijsgegeven
en vervolgens in brand gestoken. Koning Lodewijk XI mocht daarna
naar Frankrijk terugkeren.
Rusteloos bleef Karel de Stoute in de weer om zijn macht uit te
breiden. In 1469 had hij al de Elzas kunnen kopen en in 1473
verkreeg hij Gelre. In het hertogdom Lotharingen verwierf hij
zich belangrijke invloed. Hij droomde van het herstel van het
oude Lotharingse Rijk, dat zich van de Noordzee tot aan de
Middellandse Zee zou uitstrekken. In 1473 ging hij naar Trier om
de koningskroon van de Duitse keizer te ontvangen, maar deze
liet het op het laatste ogenblik afweten. Toen kwamen er grote
moeilijkheden voor Karel de Stoute. Zijn poging om de Zwitsers
te straffen, die zijn vijanden hadden geholpen, moest hij in
1477 bij Nancy met de dood bekopen.