De
braam
De braam of Brama brama.
Beschrijving
Eerste rugvin met drie tot vijf stekels en 30-32
vinstralen; anaalvin met twee tot drie stekels
en 27-28 vinstralen; 75-95 schubben op de
zijlijn.
Rug donker groenbruin, flanken zilverkleurig,
maar kort na de dood bruinzwart. Lichaam hoog,
zijdelings afgeplat. Lange borstvinnen en diep
gevorkte staart. Lange rug- en anaalvin, waarvan
de eerste stralen langer zijn dan de overige.
Bramen leven op een diepte van enkele honderden
meters in de subtropische wateren van de
Atlantische Oceaan, waar ze paaien. Volwassen
exemplaren trekken daarna noordwaarts
(voedseltrek) tot voorbij Schotland, waarbij ze
langzamerhand i!n de relatief warmere bovenste
waterlagen terechtkomen. In het najaar trekken
ze weer naar het zuiden. Afhankelijk van
stromingen en westerstormen komt soms een deel
van deze bramen in de noordelijke Noordzee
terecht, waarna ze in de fuik van de zuidelijke
Noordzee zwemmen. Bij rustig weer zwemmen deze
bramen door Het Kanaal naar het zuiden. Als bij
vroeg invallende koude het ondiepe zeewater van
de zuidelijke Noordzee snel afkoelt, spoelen na
westerstormen vaak bramen op onze kust aan,
voornamelijk in november en december. De hoge
lichaamsbouw van deze vissen is namelijk
ongeschikt voor ondiepe, woelige wateren, zodat
ze - vaak nog levend - door de branding op het
strand worden geworpen. Dat ze niet zeldzaam
zijn, zoals vaak wordt beweerd, blijkt uit de
rapportage van 107 exemplaren, die in november
en december 1976 op onze kust werden
aangetroffen.
Lengte
Maximaal 70 cm.
Verspreiding
Kosmopolitisch. Langs de Nederlandse kust
onregelmatig voorkomend in november en december,
voornamelijk aangespoeld op onze stranden na
stormachtig weer bij vroeg invallende koude.
|