Bruine
mier
Zwarte,
over heel het lichaam kort behaarde mier.
Werksters zijn 4,5 tot 7,5 mm. groot.
Geslachtsvormen tot elf mm.
Verspreiding : deze soort heeft een voorkeur
voor schaduwrijke plaatsen. In de Alpen leven ze
tot 3.000 meter. Leeft van honingdauw en
insecten of hun larven, ook van andere mieren.
Nest in boomstronken, onder stenen en in
bovengrondse hopen. De nesten van deze soort
worden vaak bezet door koninginnen van andere
soorten, bijvoorbeeld rode bosmier, die de
werksters tot 'slavernij' dwingen.
|