Rubriek :
Paleontologie
Het Cambrium
Toen het Paleozo�sch
tijdperk ongeveer 500 miljoen jaar geleden aanbrak, waren de
landmassa's al vele, vele miljoenen jaren out en hadden ze reeds
enorme veranderingen ondergaan. Grote bergketens waren
omhooggetild door aardbewegingen en afgesleten door erosie,
dikke ijslagen hadden hun weg gegraven over het landoppervlak en
ondiepe zee�n waren herhaaldelijk het vasteland ingedrongen. Het
begin van dit tijdperk is echter de belangrijkste periode in de
geschiedenis van de aarde, want uit rotsen die in deze tijd
werden gevormd blijkt duidelijk dat toen het leven op aarde was
verschenen. Van deze periode af kan de onthullende geschiedenis
van de aarde praktisch op de voet gevolgd worden.
In de rotsen uit het cambrium zijn fossielen gevonden van bijna
alle ongewervelde dieren, maar er waren geen gewervelde dieren
of op het land levende organismen. Alle bekende fossielen komen
oorspronkelijk uit de zee. De belangrijkste fossielen zijn de
trilobieten, waarvan enkele heel
gewoon zijn. De trilobieten kwamen voor gedurende het hele
paleozo�cum en stierven daarna uit. Ze waren verwant aan de
krabben en de kreeften, en net als zij, hadden ze hoornachtige
skeletten buiten het lichaam. De fossielen van trilobieten
kunnen gemakkelijk herkend worden aan het kopschild, het
borststuk en de staart, hoewel vaak ��n of meer van deze delen
ontbreekt. Het bepalen van de plaatsen van de rotsen uit het
cambrium is gebaseerd op de opeenvolgende exemplaren van
trilobieten. Vele soorten rotsen werden genoemd naar de meest
voorkomende trilobiet, maar het is voldoende de latere,
middelste en hogere cambrium-rotsen aan hun fossielen te kunnen
herkennen.
De lagere cambrium-rotsen bevatten een groep fossielen die
gekenmerkt wordt door de Callavia en de Olenellus. Het kopschild
heeft gewoonlijk een volledige rand, niet doorkruist door
groeven (naden) vanuit de plaats om de ogen. De staart, indien
aanwezig, heeft geen lobben in de lengte. Vele andere
trilobieten komen voor (zoals Agnostus en Microdiscus), maar
deze zijn niet van waarde om de ouderdom van de rotsen te
bepalen, omdat ze ook in latere rotsen voorkomen.
De middelste cambrium-rotsen worden gekenmerkt door fossielen
van het geslacht Paradoxides, waartoe de grootste van alle
trilobieten behoort. Deze verschilt van de fossielen uit het
lagere cambrium door de aanwezigheid van volmaakte
gezichtsgroeven en een echte staart (pygidium). Het
middengedeelte van het kopschild (Glabella) is vooraan breder
dan bij de Callavia.
Olenellus is het kenmerkend geslacht van fossielen uit het
hogere cambrium. De glabella reikt niet tot aan de rand van het
kopschild en de staart is goed gevormd, met 'lobben' in de
lengte. Deze en nauw eraan verwante soorten worden gebruikt voor
de bepaling van rotsen uit het hogere cambrium.