Rubriek :
Historische figuren
Carl Gauss
Gauss, Carl
Friedrich (Braunschweig 30 april 1777 - G�ttingen 23 febr.
1855), Duits wiskundige, astronoom en fysicus, studeerde van
1795 tot 1798 in G�ttingen, promoveerde in 1799 in Helmstedt.
Voordat hij als student werd ingeschreven, had hij reeds de
kwadratische reciprociteitswet (her)ontdekt en bewezen en de
priemgetalstelling vermoed. In 1796 gaf hij als student in
G�ttingen de noodzakelijke en voldoende voorwaarden opdat een
regelmatige veelhoek met passer en liniaal geconstrueerd kon
worden (een probleem dat 2000 jaar oud was) en construeerde hij
de regelmatige zeventienhoek. Dit succes deed hem besluiten
wiskunde te gaan studeren. Bij zijn promotie in 1799 gaf hij het
eerste strenge bewijs van de hoofdstelling van de algebra. In
1800 gaf hij een formule voor de berekening van de paasdatum. In
het volgende jaar publiceerde hij de Disquisitiones arithmeticae,
waarmee zijn naam als 'Princeps Mathematicorum' voorgoed was
gevestigd. In dit baanbrekende werk werden oudere resultaten
systematisch samengebracht en veel nieuwe vondsten en begrippen
toegevoegd: het vormt de grondslag voor de getallentheorie. In
ditzelfde jaar berekende hij uit schaarse gegevens de baan van
de planeto�de Ceres. Deze was, nadat men hem enige tijd had
waargenomen, uit het gezicht verdwenen. Dank zij Gauss'
berekeningen heeft men hem 'herontdekt'.
In 1807 werd Gauss directeur van de sterrenwacht te G�ttingen en
hoogleraar aan de universiteit. In 1809 verscheen van hem een
systematisch werk over de berekening van planetenbanen
(inclusief storingsrekening en de methode van de kleinste
kwadraten). In de periode tot 1818 publiceerde Gauss over de
hypergeometrische reeks, over de bikwadratische
reciprociteitswet en wederom over de hoofdstelling van de
algebra. Ook sprak hij met Farkas en Jan�s Bolyai over
niet-euclidische meetkunde, maar publiceerde daarover niet uit
angst voor de publieke opinie.
In 1818 brak er een nieuwe periode aan in Gauss'
wetenschappelijke loopbaan, nl. die van de triangulatie van het
koninkrijk Hannover, waarbij hij tot 1825 zelf actief aan het
veldwerk deelnam. Dit project inspireerde hem o.a. tot
publicaties over de theorie van gebogen oppervlakken,
differentiaalmeetkunde en waarnemingsrekening. Ook vond hij in
dit verband de heliotroop uit. Na 1825, toen zijn gezondheid
achteruitging (astma, hartklachten), trok hij zich terug uit het
veldwerk en voltooide hij nog enkele wiskundige werken.
In 1828 bezocht hij op uitnodiging van Alexander von Humboldt
een congres in Berlijn (het enige congresbezoek in zijn leven).
Dit bezoek, waarbij hij de 27 jaar jongere Wilhelm Eduard Weber
leerde kennen, luidde een periode in waarin hij zich in
hoofdzaak toelegde op de natuurkunde. Zijn oude interesse voor
het aardmagnetisme leefde op: tezamen met Weber (die van 1831
tot 1843 in G�ttingen nauw met hem samenwerkte) publiceerde hij
in 1839 een algemene theorie hierover en in 1840 een Atlas des
Erdmagnetismus. Daarnaast schreef hij over mechanica,
capillariteit, variatierekening, optica en kristallografie. Ook
was hij praktisch werkzaam: hij construeerde een magnetometer en
legde met Weber een elektrische telegraaf aan die de
sterrenwacht verbond met het natuurkundig laboratorium. Deze
periode werd afgesloten met een groot werk over
potentiaaltheorie (1840) en zijn Dioptrische Untersuchungen
(1841). Hierna verminderden zijn activiteiten gaandeweg en
raakte hij steeds meer ge�soleerd. Naast zijn wetenschappelijke
werkzaamheden (o.a. een vierde bewijs van de hoofdstelling van
de algebra) vervulde hij echter nog bestuursfuncties aan de
universiteit en beheerde hij het weduwenpensioenfonds van de
universiteit. Ook leerde hij Russisch. Tot zijn leerlingen
behoorden in die periode o.a. Richard Dedekind en Bernhard
Riemann, wiens 'Habilitationsvortrag' over de grondslagen van de
meetkunde hij enkele maanden voor zijn dood nog bijwoonde.
Op wiskundig gebied had Gauss weinig persoonlijke contacten en
raakte hij vooral in latere jaren zeer ge�soleerd, dit in
tegenstelling tot zijn vele contacten op astronomisch en fysisch
gebied: een correspondentie van 7000 brieven is bewaard
gebleven. Uit deze brieven en uit dagboekaantekeningen blijkt
dat Gauss veel meer ontdekkingen (en herontdekkingen) heeft
gedaan dan uit zijn offici�le publicaties is op te maken. In
politieke zaken nam hij een conservatief, nationalistisch
standpunt in en toonde hij zich een tegenstander van Napoleon
III; in de filosofie hing hij het empirisme aan en bestreed hij
het idealisme van Immanuel Kant en Georg Wilhelm Friedrich Hegel.
In wetenschappelijk opzicht is hij de gelijke van Archimedes,
Isaac Newton en Leonhard Euler.