Rubriek :
Historische figuren
Carl Orff
Orff, Carl (M�nchen
10 juli 1895 - aldaar 29 maart 1982), Duits componist en
pedagoog, was van 1915 tot 1919 theoretisch en praktisch (o.m.
als dirigent en koorrepetitor) werkzaam en legde zich daarna in
M�nchen vnl. toe op compositie (studie in 1921 bij Kaminski) en
onderwijs. Terzelfder tijd ging hij zich interesseren voor de
nieuwste ontwikkelingen in de danskunst zoals deze o.a. door
Laban en Mary Wigman werden gepropageerd; in 1924 richtte hij in
zijn geboortestad, met D. G�nther, een school op voor muziek,
dans en gymnastiek, waar een nieuwe verbinding tussen beweging
en muziek werd nagestreefd. Hier ontwikkelde hij met de
klavierbouwer G. Maendler en de organoloog C. Sachs het
Orff-instrumentarium van slagwerktuigen, dat behalve voor zijn
eigen werken ook de basis werd voor een in zeker mate bij
Jaques-Dalcroze aansluitende onderwijsmethode voor muziek, Das
Schulwerk (met G. Keetman; 5 dln., 1930-1935; herzien o.d.t.
Orff-Schulwerk-Musik f�r Kinder, 1950-1954), een elementaire
muziekleer, die berust op het kweken van 'vreugde aan het
vruchtbare samenspel tussen persoonlijke en bovenpersoonlijke
krachten' (W. Keller). Deze 'natuurmethode' vond m.n. in
Duitsland, Nederland en Belgi� veel aanhang, maar ondervindt in
toenemende mate kritiek. Van 1930 tot 1933 was Orff tevens
dirigent van de M�nchener Bachverein; in 1936 schreef hij samen
met W. Egk de offici�le 'Festmusik' voor de Olympische Spelen in
Berlijn, Olympischer Reigen. De componist heeft later al zijn
werken van v��r 1935 teruggetrokken, met uitzondering van de
Entrata (1928; laatste versie 1941), naar The bells van W. Byrd.
Het eerste door hem zelf erkende werk is de sc�nische cantate
Carmina Burana (1937; op middeleeuwse teksten), waarmee hij op
slag zijn naam als componist vestigde. Het werk toont de
karakteristieken van zijn stijl: enerzijds eenvoudige
strofenliedvormen, declamatorisch gezet op bijna primitief
volksachtige melodie�n, anderzijds een voorliefde voor sterk
vitaliserende ritmen (ostinati), waarbij een even veelkleurig
als uitgebreid slagwerk een belangrijke rol speelt. Met de opera
Die Kluge (1943; in vele talen vertaald), neemt de Carmina nog
altijd een zeer belangrijke plaats in in zijn compositorisch
oeuvre. Het probleem van de woord-toonverhouding heeft bij Orff
tot een consequente versobering van het muzikale materiaal
geleid, waarbij de tekstdeclamatie steeds sterker op de
voorgrond is komen te staan. In zijn toonzettingen van Sophocles'
Antigone (vert. H�lderlin; 1949) en Oedipus (vert. H�lderlin;
1959) wordt nog uitgegaan van een Duitse tekstversie; Prometheus
(Aeschylus; 1966) grijpt echter direct terug op het
oorspronkelijke Oud-Grieks. In al deze werken is een streven
merkbaar naar een toenemende versmelting van woord, toon en
beweging. Orff, die van 1950 tot 1955 leider van de
meesterklasse voor compositie was aan de Staatliche Hochschule
f�r Musik in M�nchen en directeur was van het door hem
opgerichte Orff-Institut van het Mozarteum in Salzburg, ontving
diverse prijzen en onderscheidingen (eredoctoraat T�bingen,
1955; Mozartprijs, 1969).
In Nederland werd het Orff-Schulwerk gepropageerd door de
componist en dirigent Pierre van Hauwe (geb. 1920), oprichter
van de Stichting Orff Werkgroep Nederland.