Rubriek :
Historische figuren
Charles de Gaulle
Gaulle, Charles de
(voluit: Charles Andr� Joseph Marie) (Rijsel 22 nov. 1890 -
Colombey-les-Deux-�glises 9 nov. 1970), Frans generaal en
staatsman, zoon van een leraar in de filosofie en letteren,
groeide op in een tijd en in een sfeer waarin het nationalisme
in de Europese staten hoog in ere stond. In zijn jeugd was hij
een volgeling van Charles Maurras en werd hij sterk be�nvloed
door deze profeet van het nationalisme. De Gaulle kreeg zijn
opleiding aan de militaire academie Saint-Cyr en werd in 1911
officier bij de infanterie. Tijdens de Eerste Wereldoorlog nam
hij in 1916 deel aan de gevechten om het fort Douaumont bij
Verdun, werd zwaar gewond en geraakte in Duitse
krijgsgevangenschap. Na de oorlog streed hij onder generaal
Weygand in Polen (1920-1921) en werd in 1921 hoogleraar in de
geschiedenis van de krijgskunde te Saint-Cyr. In datzelfde jaar
trad hij in het huwelijk met Yvonne Vendroux. Van 1925 tot 1927
was hij adjudant van maarschalk P�tain. In 1934 publiceerde De
Gaulle, sedert 1932 secretaris van de Conseil Sup�rieur de la
Guerre (president: P�tain), Vers l'arm�e de m�tier, een pleidooi
voor de mechanisatie van het leger, dat in Franse militaire
kringen weinig opgang maakte. Alleen Paul Reynaud, premier in
maart-juni 1940, toonde zich aanhanger van De Gaulles theorie�n.
Hij bevorderde hem op 19 mei 1940 tot brigade-generaal en nam
hem op 6 juni als onderstaatssecretaris in zijn kabinet op,
nadat De Gaulle zich in verscheidene tegenaanvallen met zijn
tankdivisie had onderscheiden.
1. Tweede Wereldoorlog
Na de ineenstorting van Frankrijk vloog De Gaulle op 17
juni 1940 naar Engeland. Op 18 juni 1940 hield hij voor de
Engelse radio zijn beroemd geworden toespraak tot het Franse
volk, waarin hij o.a. zei: 'Frankrijk heeft een slag verloren,
maar niet de oorlog'. In Engeland nam hij de leiding op zich van
de 'Vrije Fransen', in krachtig verzet tegen de Duitse bezetter
en tegen het Vichy-bewind van P�tain, maar het gelukte hem bijv.
niet Dakar op de Vichy-regering te veroveren. Zijn taak was
bijzonder moeilijk doordat zich in Londen geen Franse regering
in ballingschap bevond. Strubbelingen met de Engelsen en
Amerikanen waren aan de orde van de dag. In 1943 werd hij
voorzitter van het Comit� van Nationale Bevrijding te Algiers.
Zijn rivaal Giraud, voormalig aanhanger van P�tain, wist hij
opzij te dringen. Toen de bevrijding van Parijs in zicht kwam,
eiste hij van Churchill dat hij - De Gaulle - aan het hoofd van
de Franse troepen Parijs zou binnentrekken. Dit geschiedde op 26
aug. 1944.
De Gaulle installeerde op 29 aug. 1944 zijn in juni te Algiers
gevormde voorlopige regering en werd weldra tevens voorlopig
staatshoofd. Op 19 jan. 1946 nam De Gaulle ontslag uit
ontevredenheid over het drijven van de politici, die geen sterke
uitvoerende macht wensten, en trok zich terug op zijn buitenhuis
in Colombey-les-Deux-�glises. In 1947 stichtte hij het 'Rassemblement
du Peuple Fran�ais', dat o.a. streed voor grotere macht van de
president en tijdelijk veel aanhang kreeg, maar in 1953 verliep
en ontbonden werd.
2. Algerije
Toen 13 mei 1958 de 'colons' en het leger in Algerije
een staatsgreep ondernamen en ook in Frankrijk zelf de Vierde
Republiek wankelde, werd generaal De Gaulle op 30 mei weer als
premier aan het bewind geroepen (met 329 tegen 224 stemmen in de
Nationale Vergadering). Een nieuwe grondwet met grote
bevoegdheden voor de president kwam tot stand en 21 dec. werd De
Gaulle tot eerste president van de Vijfde Republiek gekozen.
Onder zijn presidentschap kregen de landen in Afrika, met
uitzondering van Algerije en Frans Somaliland, in 1960 volledige
onafhankelijkheid. Op 3 juli 1962 erkende De Gaulle deze ook
voor Algerije, ondanks het verzet van de Franse 'ultra's', die
zich in de geheime organisatie OAS (Organisation de l'Arm�e
Secr�te) heftig tegen zijn politiek verzetten en - zonder succes
- een aantal aanslagen op hem pleegden.
3. Atoompolitiek
In de kwestie van de atoompolitiek (de eerste Franse
atoombom die tot ontploffing werd gebracht, dateert van 13 febr.
1960) kwam De Gaulle in conflict met de Verenigde Staten. Zijn
streven ging uit naar een verbond van zelfbewuste staten, een 'Europe
des patries', waarvan de Frans-Duitse samenwerking de kern moest
zijn en waar Engeland buiten gehouden moest worden wegens zijn
nauwe banden met de Verenigde Staten. Dit streven resulteerde in
het verdrag van vriendschap tussen Frankrijk en Duitsland (22
jan. 1963) en de verhindering van Engelands toetreden tot de EEG
(29 jan. 1963). In bondskanselier Adenauer vond De Gaulle een
vurig medestander van zijn politiek. Diens opvolger Erhard stond
een meer op het Atlantisch Verbond gerichte politiek voor. In
zijn politiek ten opzichte van de Sovjet-Unie verdedigde De
Gaulle een politiek van ontspanning, opdat er ��n Europa van de
Atlantische Oceaan tot de Oeral zou ontstaan. Op 19 dec. 1965
werd De Gaulle herkozen als president.
Vooral zijn stappen in de buitenlandse politiek wekten in en
buiten Frankrijk veel beroering: o.a. de erkenning van
communistisch China (1964), zijn herhaald veto tegen Engelands
toetreding tot de EEG (29 jan. 1964 en 19 dec. 1967), Frankrijks
uittreding uit de militaire organisatie van de NATO (1966), De
Gaulles uitspraken over de positie van de Frans-Canadezen
tijdens een officieel bezoek aan Canada, dat hierdoor ontijdig
werd afgebroken (26 juli 1967), zijn min of meer partij kiezen
tegen Isra�l na de Isra�lisch-Arabische oorlog van juni 1967.
Ook zijn Duitse vrienden ontzag De Gaulle niet, blijkens zijn
pleidooi voor erkenning van de Oder-Neissegrens.
4. Meirevolte
Door de Meirevolte van 1968 scheen De Gaulles positie
ernstig geschokt. Als reactie op de voorafgaande gebeurtenissen
sprak een grote meerderheid van de bevolking bij de verkiezingen
van juni 1968 zijn vertrouwen in De Gaulle uit. De Meirevolte
had evenwel zozeer het paternalistische karakter van zijn bewind
in het licht gesteld, dat terugkeer naar het 'ancien r�gime'
niet meer mogelijk was. De toenemende kritiek op zijn beleid,
m.n. van de zijde van de middenstand en de boeren, bracht De
Gaulle ertoe zijn aanblijven als staatshoofd afhankelijk te
stellen van een op 27 april 1969 te houden referendum over
voorstellen tot hervorming van o.m. de Senaat. De president trok
de consequenties uit de uitslag (nee 52,8%; ja 47,13%) en trad
af. De laatste periode van zijn leven werkte hij aan de
voortzetting van zijn memoires.