Chinchilla
Groep : op het land levende
zoogdieren
Tot
de chinchillafamilie (Chinchillidae) behoren ook
vier woelmuissoorten. Deze geharde bergbewoner
is dankzij zijn luxueuze dikke en zijdezachte
vacht goed beschermd tegen de bittere kou van
het ruige bergterrein. Al sinds de oudheid leidt
de chinchilla een hachelijk bestaan op hoogtes
van wel drieduizend tot vijfduizend meter in het
Andesgebergte van Zuid-Amerika. Maar de laatste
honderd jaren hebben pelsjagers die ooit
veelvoorkomend dier zo bejaagd, dat hij in het
wild met uitsterven wordt bedreigd.
Tijdens de paartijd tussen mei en november wordt
een vrouwtje zeer agressief tegenover zowel
mannetjes als andere vrouwtjes, en dat laat ze
merken door te grommen, met haar tanden te
knarsen en te urineren. Het paringsritueel is
even vijandig, waarbij de mannetjes en vrouwtjes
vaak grote plukken haar uit elkaars vacht
trekken. Na een relatief lange draagtijd trekt
het vrouwtje zich terug in haar hol om te
werpen. Chinchilla's zijn bij de geboorte goed
ontwikkeld en hebben al tanden, een dichte vacht
en de ogen zijn open. Borelingen zijn de eerste
uren van hun leven bezig zich warm te houden en
op te drogen onder hun moeders harige buik, maar
na een paar uur rennen ze al rond. De moeder
zoogt haar jongen zes tot acht weken, maar als
ze pas een paar dagen oud zijn, brengt ze al
vast plantenvoedsel voor ze mee.
Overdag schuilt de chinchilla in een rotsspleet,
hol of ondiepe kuil, hoewel hij af en toe te
voorschijn komt om zich in het zonnetje te
koesteren. Als de zon achter de bergen zakt,
begint hij meestal aan zijn nachtelijke
voedseltocht. Dankzij zijn lange, gevoelige
snorharen kan hij makkelijk zijn weg in het
donker vinden. Er wordt aangenomen dat hij paden
kan onthouden en een soort van landkaart in zijn
hoofd aanlegt, waardoor hij snel de weg kan
vinden. De chinchilla is over het algemeen
sociaal en zal niet snel vechten. Bij naderend
gevaar springt hij weg, waarbij hij met ��n
sprong grote afstanden overbrugt. Maar als hij
in het nauw wordt gedreven, springt hij omhoog
en spuugt naar zijn vijand.
Hoewel de chinchilla vooral vegetarisch eet,
heeft zij zich moeten aanpassen om in de
spaarzaam begroeide bergen te kunnen overleven.
Hij eet bijna alle plantensoorten die in de
rotsachtige grond groeien en ook een enkel
insect dat opduikt. Grof gras, kruiden en
bladeren zijn de voornaamste voedselbron.
De oorspronkelijke Amerikaanse inwoners prezen
de chinchilla al om zijn vlees en om zijn vacht.
Maar na de Spaanse invasie in Zuid-Amerika in de
zestiende eeuw ontstond er wereldwijd vraag naar
het bont van het dier. Intensieve bejaging en
terugloop van het leefgebied door branden en het
oogsten van de christusdoornachtige
bergstruiken, hebben gezorgd voor een
dramatische afname van de populatie. De
chinchilla is wettelijk beschermd, maar stropen
gebeurt nog steeds.
|