Rubriek :
Dier - algemeen
Chinese dieren
Ten oosten van Tibet
bestaat er geen belangrijke barri�re die dieren verhindert om
tussen het palearctisch gebied en het ori�ntaalse gebied heen en
weer te gaan. Het gevolg is, dat China veel immigranten krijgt
uit de steppen en wouden in het noorden, uit de Himalaya en
vanuit het ori�ntaalse gebied. Dit is in het bijzonder het geval
met Szetsjwan, de bergachtige, altijd bewolkte provincie die
direct oostelijk van de Himalaya en ten noorden van de rivier de
Jangtsekiang ligt.
Uit de koudere of hogere streken komen dieren als zwarte beren,
wolven, wilde zwijnen, herten, tijgers, sneeuwpanters en
caracals. Hoog in de Szetsjwanse bergen, in de rhododendron- en
bamboebossen, heeft de takin of gnoegeit zijn woonplaats
gekozsen. Het is een tamelijk groot runderachtig dier uit de
reuzenfamilie.
Op een lager niveau komt ��n van de twee soorten van de
bosgeit-antilopen voor, de zeer snelle goral of Himalaya-gems.
De tweede soort is de behoedzame bosgems, die zich schuilhoudt
in dichtbeboste ravijnen. Zijn Taiwanse bloedverwant heeft een
plaats op de lijst van bedreigde diersoorten. Hij is zeer in
trek bij de plaatselijke jagers vanwege zijn vlees en bloed, dat
gedronken wordt.
Waarschijnlijk
het bekendste dier dat afkomstig is uit Szetsjwan, is de
reuzenpanda (zie foto), die het symbool is geworden voor het
Wereld Natuurfonds. Biologen zijn het er niet over eens tot
welke groep de panda behoort. De dierkundigen dachten vroeger
dat hij aan de beer verwant was, maar tegenwoordig wordt
aangenomen dat hij een lid van de wasberenfamilie is. Hoewel de
reuzenpanda zeldzaam is, leven er waarschijnlijk toch meer in de
ondoordringbare bamboesossen dan men eerst had aangenomen.
Bovendien wordt hij nu met succes gefokt in enkele Chinese
dierentuinen. Weinig dieren schijnen zo op de verbeelding van de
mens te werken, als deze enorme panda. De kleine panda, die meer
voorkomt, is lang niet zo populair. Er zijn trouwens
wetenschapsmensen die beweren dat hij helemaal geen familie van
de reuzenpanda is.
Een ander zeldzaam dier, dat in de negentiende eeuw tegelijk met
de reuzenpanda door pater Armand David werd ontdekt, is de
goudaap of stompneusaap. Hij wordt ook wel Roxellanne's aap
genoemd, naar de vrouw van Suleiman de Grote, omdat zijn neus
volgens zeggen zo op die van haar geleek. Het bont van de gouden
aap werd eens beschouwd als een werkzaam middel tegen rheuma,
wat betekende dat hij stelselmatig werd overbejaagd.
Het gebied van Szetsjwan is rijk aan fazanten. Ze worden nu
overal op de wereld aangetroffen, maar ze zijn eigenlijk
afkomstig uit het nabijgelegen ori�ntaalse gebied. Onder de vele
plaatselijke soorten vindt men de koningsfazant, de bosfazant,
de goudfazant, de zilverfazant en de witte oorfazant. Dan is er
nog de Lady Amherst's fazant (zie foto), die zijn schitterende
naam alle eer aandoet. E�n van de weinige fazanten die met
uitsterven wordt bedreigd, is de Chinese
glansfazant,
een bewoner van de rhododendronbossen.
Ook vindt men verspreid over dit gebied herten uit zowel het
palearctisch gebied als het Verre Oosten. Immigranten vanuit het
zuiden bestaan uit sambars, muntjacs en waterree�n.
Vanuit het noorden zijn het witliphert en de muskusherten
afgezakt. Een bepaalde klierafscheiding van het muskushert wordt
gebruikt bij de bereiding van parfum om de geur vast te houden.
Daardoor is de soort bijna uitgeroeid.
Er zijn dieren in dit deel van het palearctisch gebied die
elkders nog in het nearctisch gebied te vinden zijn. Van de
reuzensalamanders bijvoorbeeld, zijn er in de hele wereld
slechts drie soorten te vinden. Twee in dit gebied en ��n, een
modderduivel genaamd, in het oosten van de Verenigde Staten (nearctisch
gebied). De reuzensalamander is de grootste levende amfibie, die
soms wel anderhalve meter lang kan worden. Hij woont in
bergbeken en voedt zich met krabben, vissen en slakken.
E�n van de merkwaardigste amfibie�n van het palearctisch gebied
is de olm. Hij komt voor in Joegoslavi�, waar hij in grotten
woont. Dit blinde dier lijkt op een kikkervis, ook als hij
volwassen is. Hij heeft een staart en onontwikkelde ledematen
aan een wormachtig lichaam. Verder is de olm bleek van kleur en
heeft hij ogen die diep in de huid zijn weggezonken.