Rubriek :
Historische figuren
Christoph Gluck
Gluck, Christoph
Willibald (von) (Erasbach 2 juli 1714 - Wenen 15 nov. 1787),
Duits operacomponist, zoon van een houtvester, zou het ouderlijk
huis zijn ontvlucht en als reizend muzikant terecht zijn gekomen
in Praag, waar hij zich ca. 1731 liet inschrijven aan de
universiteit. De Oostenrijkse vorst Lobkowitz stelde hem in
staat zich in 1736 te Wenen te vestigen, waar een Italiaanse
prins, Antonio Melzi, zijn mecenas werd en hem in de leer deed
bij Sammartini. In Milaan ontwikkelde Gluck zich tot
operacomponist en in 1741 werd zijn eerste opera, Artaserse,
opgevoerd. Deze opera en de andere die spoedig volgden, oogstten
zoveel succes dat Gluck diverse opdrachten kreeg en in 1745
uitgenodigd werd in Londen. Van 1746 tot 1752 was hij verbonden
aan een operagezelschap dat in Pillnitz bij Dresden en in Wenen
opera's van hem opvoerde; daarna trad hij als kapelmeester van
de theatergroep van Mingotti op in Kopenhagen, Praag en Napels.
In 1750 trad hij in het huwelijk met de 16-jarige Marianne
Pergin en twee jaar later vestigde hij zich in Wenen. In 1756
werd hij door de paus tot Ridder van de Gulden Spoor benoemd;
hij noemde zich sindsdien bij voorkeur Ritter von Gluck of le
Chevalier Gluck.
Reeds door de kennismaking met H�ndels oratoria en met de
opera's van Lully en Rameau was Gluck tot andere inzichten
gekomen aangaande opera. Tot dan toe had hij zich vnl. aangepast
aan de zgn. opera seria, die voor een waarlijk dramatische
ontwikkeling geen mogelijkheden bood. In Wenen maakte hij kennis
met andere muziekdramatische vormen: de op�ra-comique, de
vaudeville en het ballet, waarin werd gestreefd naar dramatische
beweeglijkheid, realisme en eenvoud. Dit alles bracht Gluck tot
het schrijven van een opera in nieuwe stijl, op een libretto van
Rainero Calzabigi en G. Angiolini, Orfeo ed Euridice, die op 5
okt. 1762 haar premi�re te Wenen beleefde (Franse versie: Orph�e
et Euridice, 1774). In Orfeo heeft Gluck voor de eerste maal
bewust de psychologische uitdrukking en typering laten
prevaleren boven het louter muzikale ornament en de vocale
virtuositeit, het koor in de handeling betrokken en het
recitativo secco (zangstem met basso continuo) vervangen door
het recitativo accompagnato (met rijkere instrumentale
begeleiding).
Van 1764 tot 1780 verbleef de componist afwisselend in Wenen en
Parijs, in welke laatste stad hij werd geprotegeerd door zijn
leerlinge koningin Marie-Antoinette. Door het grote succes van
Iphig�nie en Aulide (1774, tekst naar Racine van Le Blanc du
Roullet, de eerste Franse reformopera), bij de premi�re in 1779
in Parijs werd hij door keizerin Maria Theresia tot hofcomponist
benoemd.
Zijn werkzaamheden in Parijs gaven aanleiding tot de befaamde
controverse tussen de gluckisten en de (aan de Italiaanse
traditie gebonden) piccinnisten (zie Nicola Piccinni), die ten
gunste van Gluck werd beslecht. De premi�re van Iphig�nie en
Tauride was Glucks grootste triomf. In 1780 keerde hij naar
Wenen terug.