Rubriek :
Historische figuren
Claude Debussy
Debussy, Claude
Achille (Saint-Germain-en-Laye 22 aug. 1862 - Parijs 25 maart
1918), Frans componist, de belangrijkste der zgn.
impressionisten.
1. Leven en werk
Zoon van een kleine winkelier, werd als 9-jarige
'ontdekt' door Mme de Fleurville, oud-leerlinge van Chopin, die
hem opleidde voor het Parijse conservatorium. Hij studeerde daar
van 1873 tot 1886 bij o.a. Marmontel (piano) en Lavignac
(solf�ge). Daarna studeerde hij bij Durand (harmonie) en bij
C�sar Auguste Franck (improvisatie), maar diens opvattingen
inzake harmonie lagen hem niet. In 1879 werd hij voorgesteld aan
Mme Vasnier, wier mondaine en culturele kring voor zijn vorming
van groot belang is geweest. In hetzelfde jaar reisde hij via
Florence en Veneti� naar Moskou als begeleider van Nadesjda von
Meck, de beschermster van Tsjaikovski. Voor de cantate L'enfant
prodigue ontving hij in 1884 de Prix de Rome, waaraan een
verplichte tweejarige werkperiode in de Romeinse Villa de Medici
was verbonden, onder de supervisie van een
beoordelingscommissie. De werken die hij naar de commissie in
Parijs stuurde, o.a. de orkestsuite Printemps en de cantate La
demoiselle �lue, ontvingen de depreci�rende kwalificatie
'impressionistisch en vaag'; de aan de schilderkunst van die
jaren ontleende term impressionisme zou ook later met het werk
van Debussy geassocieerd blijven. In 1894 vond de premi�re
plaats van het orkestwerk Pr�lude � l'apr�s-midi d'un faune
(naar Mallarm�), zijn eerste meesterwerk; met de Trois chansons
de Bilitis (1897-1898; naar Pierre Lou�s) en de Trois nocturnes
(1897-1899; orkest en vrouwenkoor) kreeg zijn idioom met al de
heterogene bestanddelen zijn definitieve afronding. Zijn
meesterwerk, de opera Pell�as et M�lisande (1893-1902; naar
Maeterlinck), betekende een mijlpaal in de ontwikkeling van de
Franse muziek. In 1905 werd het grote symfonische gedicht La mer
voor het eerst uitgevoerd. Het succes hiervan bezorgde hem
uitnodigingen uit binnen- en buitenland om eigen werken te
dirigeren. Omstreeks 1912 voltooide hij Images pour orchestre.
Opvallend is dat Debussy zich in deze periode wat distantieerde
van het literaire symbolisme en voornamelijk nog liedteksten
koos van oude dichters, terwijl zijn muziek bij teksten van Paul
Verlaine en Mallarm� veel soberder en minder sensueel werd. De
Trois chansons voor vierstemmig koor a capella (1904, naar
Charles d'Orl�ans en Tristan l'Hermite) waren ge�nspireerd op
het Franse renaissance-chanson. De beide delen Pr�ludes
(1910-1912; piano) betekenden het hoogtepunt en de afsluiting
van zijn 'impressionistische' pianomuziek; in andere werken
zocht hij toen al duidelijk naar een meer abstract-muzikale
schrijfwijze, zoals blijkt uit zijn muziek bij Le martyre de
Saint S�bastien (1911) van Gabriele d'Annunzio en uit het door
Nijinski en de Les Ballets Russes in 1913 gecre�erde ballet Jeux,
tevens uit de Trois po�mes de St�fane Mallarm� (1913). Deze
'neoclassicistische' tendentie culmineerde ten slotte in de Six
�pigraphes antiques voor piano vierhandig (1914), de beide
boeken �tudes voor piano (1915), en vooral in de drie Sonates
pour divers instruments (cello en piano, 1915; altviool, fluit
en harp, 1916; viool en piano, 1917). In 1977 ging Debussy's in
1908 begonnen, onvoltooide opera La chute de la maison Usher (n.
Edgar Allan Poe in de vert. van Baudelaire) in premi�re in New
Haven (Verenigde Staten), uitgevoerd door studenten van Yale
University.
2. Karakteristiek van het werk
Debussy's vroege werken (tot 1888) verraden invloed van
Massenet, Chabrier, zelfs Chopin; daarna ontwikkelde hij zijn
eigen stijl, waarin heterogene elementen, ontleend aan Satie, in
Rusland beluisterde zigeunermuziek, de Javaanse gamelanmuziek
(waarmee hij kennis maakte op de Parijse wereldtentoonstelling
in 1889), alsmede muziek van Borodin, Moessorgski en Wagner op
unieke wijze zijn versmolten. Kenmerkend voor zijn, overigens
moeilijk te codificeren, idioom zijn o.a.: bevrijding van de
melodie ten aanzien van de klassieke symmetrie van voor- en
nazin en daardoor toenemende 'atomisatie' van de melodie, die
tot een stroom van vagelijk verwante motieven wordt, emancipatie
van de samenklank wat betreft de klassieke functies van de
akkoorden en hun gebruikelijke opeenvolging, zelfstandig gebruik
van de dissonant, op ritmisch gebied loslating van de dwingende
maataccenten en -soorten, en grote kleurgevoeligheid in de
instrumentatie, waarbij de doorzichtigheid gehandhaafd blijft.
Tot navolging bestond weinig mogelijkheid; het meest aan hem
verwant was Andr� Caplet, met wie hij op latere leeftijd vaak
heeft samengewerkt.
Voor zijn tijdgenoten was vooral het sensuele, suggestieve,
evocatieve, onconventionele en onromantische karakter van
Debussy's muziek belangrijk, voor latere generaties kwam daarbij
nog de wijze waarop hij tussen toonmateriaal en vormgeving,
tussen coloriet en structuur geheel nieuwe relaties schiep, die
verstrekkende gevolgen hadden: zijn invloed in heel Europa is
groot geweest en duurt nog steeds voort, zoals blijkt uit
composities en geschriften van hedendaagse avant-gardisten als
Pierre Boulez en Henri Pousseur. Zijn muziekkritische artikelen
zijn deels gepubliceerd in Monsieur Croche anti-dilettante
(1921-1926). Zijn literaire ambities blijken uit de vier Proses
lyriques die hij in 1892/1893 dichtte en toonzette.