|
De
diklipgoerami komt uit het zuiden van Birma. Het
mannetje, dat groter is dan het vrouwtje, wordt acht cm.
lang. De eieren worden in een nest aan het
wateroppervlak gelegd. Ze bevatten grote hoeveelheden
vet, waardoor ze blijven drijven. Het kweken en
grootbrengen van de vissen gebeurt op dezelfde wijze als
bij de blauwe spat. De temperatuur van het water moet 27
tot 30 graden C. bedragen. De rugvin van het mannetje
heeft een rood uiteinde en de aarsvin is aan het
uiteinde wit. Het lichaam van de vis is aan de zijkanten
sterk samengedrongen.
|