De
Dall-bruinvis
De
Dall-bruinvis of Phocoenoides dalli. Grootte :
lichaamslengte bij mannetjes 1,8 tot 2,1 meter,
waarschijnlijk ietwat kleinere wijfjes. Gewicht
negentig tot 135 kg. Uiterlijk : een dikke, wat
gedrongen, zwarte bruinvis, opvallend wit op de
onderbuik en halfweg de flanken; het achterste
deel van de staartvin is ook wit. Tanden
ontbreken of zijn weinig ontwikkeld.
Verspreidingsgebied : een soort van de gematigde
en koude delen van de noordelijke Grote Oceaan,
van oostelijk Japan en de Zee van Ochotsk (waar
de plaatselijke vorm wel als True-bruinvis wordt
onderscheiden) tot Beneden-Californi�, en naar
het noorden doordringend tot in het zuidelijke
deel van de Beringzee. Wordt voornamelijk
aangetroffen aan de kust, maar ook in wateren
uit de kust.
Een levendige, zich snel voortbewegende bruinvis
die door het water duikelt in groepen van drie
tot vijf dieren, zelden meer. In de winter vindt
men ze dichter bij de kust, 's zomers trekken ze
naar het noorden en brengen meer tijd door in
dieper water. De meeste geboorten vinden plaats
in juli en augustus; de pas geboren jongen zijn
dan ongeveer een meter lang. De Dall-bruinvis
voedt zich voornamelijk met aan de oppervlakte
levende vissen, raakt vaak verstrikt in netten;
alleen al door Japanse vissers worden er per
jaar zo'n 10.000 min of meer bij toeval
gevangen, en vele duizenden worden er ieder jaar
geharpoeneerd om als voedsel voor de Japanse
bevolking te dienen.
|