Danaus
plexippus
De
monarchvlinder komt over de hele wereld voor in
de tropische en subtropische streken. De
migratie die deze vlinder in Noord-Amerika laat
zien, is het beroemdste voorbeeld van trekgedrag
bij vlinders. Deze monarchvlinders overwinteren
met tientallen miljoenen tegelijk in enkele
bossen in Californi� en vooral in Mexico. Na de
winter vliegen ze naar het noorden. Op vele
plaatsen vinden ze jonge frisse
Asclepias-planten, die net ontkiemd en
uitgegroeid zijn. Uit de bloemen van die plant
kunnen de vlinders volop nectar drinken, terwijl
ze op de blaadjes hun eieren afzetten. De
belangrijkste nectarplant is tevens de
waardplant. Voordat een rupsje een blad gaat
opeten, knaagt hij eerst de hoofdnerf van het
blad door. Daarmee voorkomt hij dat er nog
(giftig) plantensap naar het blad
getransporteerd kan worden. Het matig giftige
blad eet hij vervolgens op. De rups verteert het
gif niet, maar slaat het op in zijn
lichaamsweefsels. Dat maakt hem oneetbaar voor
vogels. Zijn felle geel-zwarte kleurentekening
is een waarschuwing voor het gif in zijn
lichaam. De monarchrupsen groeien razendsnel en
verpoppen binnen twee weken. De vlinder die uit
de pop kruipt, heeft nog steeds dat gif in zijn
lichaam. Monarchvlinders hebben dan ook een
opvallend oranje-zwart kleurpatroon om belagers
af te schrikken. In de Verenigde Staten trekt
deze eerste generatie vlinders verder naar het
noorden. Er komen nog enkele generaties tot in
de herfst de vlinders tot in Canada rondvliegen.
De vlinders uit de herfstgeneratie gedragen zich
heel anders. Ze planten zich niet voort, maar
zijn vooral druk met het aanleggen van een zo
groot mogelijke vetreserve tot het tijd is
geworden voor de meer dan drieduizend kilometer
lange tocht naar Mexico om te overwinteren in
exact dezelfde bossen als de vorige
wintergeneratie.
|