Rubriek :
Dier - algemeen
De aasdieren van de savanne
De aardwolf (zie
foto) is een dier dat bijna half zo groot is als een hond. Hij
voedt zich net als het aardvarken voornamelijk met termieten. De
aardwolf is echter geen familie van het aardvarken. De aardwolf
is nauw verwant met de hyena's. De kleur en de tekening van de
vacht van de aardwolf is gelijk aan die van de gestreepte hyena,
maar de aardwolf is veel korter en lichter. Hij heeft in
tegenstelling tot zijn vleesetende verwanten zwakke kaken en
kleine tanden. De aardwolf is niet erg snel te been en daardoor
voor roofdieren een gemakkelijke prooi. Maar hij weet zich toch
aardig te verdedigen door het afscheiden van een stof waarvan
men zegt dat hij nog smeriger ruikt dan de stof die wordt
uitgescheiden door de zorilla of gestreepte bunzing. De aardwolf
mijdt het bos en leeft voornamelijk in de kale, droge vlakten en
de gebieden met doornachtige struiken in Somali�, Ethiopi� en
Kenia. Men kan de aardwolf ook aantreffen op stukken savannen in
Rhodesi�, Zuid-Afrika en Namibi�. Overdag graaft de aardwolf
meestal liever het hol van een aardvarken uit om daarin te
rusten, dan dat hij zelf een hol graaft.
De
verwanten van de aardwolf, de gevlekte, gestreepte en bruine
hyena's, hebben lang als uitsluitend aasdieren bekend gestaan.
De hyena's zijn inderdaad voor een groot deel van hun voedsel
afhankelijk van wat andere roofdieren hebben achtergelaten. Niet
zo algemeen bekend is, dat de gevlekte hyena's in bepaalde
gebieden zelf jagen, door 's nachts in meutes van ongeveer
dertig stuks hun prooi op te drijven. In een bepaald gebied
heeft men bijvoorbeeld vastgesteld, dat gevlekte hyena's voor 82
procent in hun vleesbehoefte voorzagen door het doden van wilde
beesten, zebra's en Thomson-gazellen. In werkelijkheid komt het
even vaak voor dat leeuwen het vlees eten van dieren die door
hyena's zijn gedood als andersom. Wanneer de gevlekte hyena
schrift of wanneer hij voedsel gevonden heeft, laat hij een
woest gelach horen. Deze gewoonte heeft, met het feit dat de
mannetjes en vrouwtjes bijzonder moeilijk van elkaar te
onderscheiden zijn doordat hun uitwendige geslachtsorganen sterk
op elkaar lijken, een legende doen ontstaan. Die legende zegt
dat de hyena's zo lachen, omdat ze naar eigen verkiezing als
mannetje of als vrouwtje kunnen optreden.
Er leven in Afrika ook drie soorten jakhalzen : de gewone
jakhals, de zadeljakhals en de gestreepte jakhals. Alle drie
deze soorten wonen op de savannen. Men scheert de jakhalzen en
de hyena's, als aasdieren, vaak over ��n kam. In werkelijkheid
hebben de jakhalzen en hyena's weinig gemeen. De hyena's zijn,
hoewel ze op honden lijken, meer verwant aan de katten. De
jakhalzen daarentegen, zijn echte honden. Ze zijn zelfs zo nauw
verwant aan de honden, dat ze ermee kunnen kruisen. De
zadeljakhals is niet zo'n nachtdier als de grotere, schuwere en
daardoor zelden waargenomen gestreepte jakhals. De zadeljakhals
kan zonder bezwaar alleen leven, maar hij geeft er de voorkeur
aan om in kleine groepen op te trekken. Soms vormen ze grotere
groepen van ongeveer dertig stuks, wanneer ze een groot aas
vinden. De zadeljakhals beperkt zich net als de hyena niet tot
het eten van aas, maar hij jaagt ook op levende dieren zoals
reptielen, vogels en zoogdieren van de grootte van jonge
antilopen. Het is bekend dat zadeljakhalzen zelfs slangen als
grote pythons aanvallen op een ogenblik wanneer zo'n slang
(misschien tijdens een dutje na het eten) niet al te actief is.
De gewone jakhals heeft dezelfde levenswijze als de
zadeljakhals. Behalve in Afrika komt de gewone jakhals ook voor
in Europa en Azi�. Het noodzakelijke werk van 'vuilnisman' is
niet alleen toevertrouwd aan op de grond levende dieren. Boven
de savannen zweven veel vliegende aaseters rond, steeds loerend
op kadavers. Sommige daarvan, zoals de maraboe, zoeken niet
alleen naar lijken, maar jagen ook op kleine zoogdieren en
reptielen. De gieren doen dat echter niet. Hun scherpe blik en
grote vlieghoogte stellen hen in staat kilometers ver te kijken.
De verschillende soorten gieren zijn lichamelijk uitstekend
aangepast om aan hun voedsel te komen. Daardoor is er ook geen
concurrentie tussen de verschillende soorten gieren. De
R�ppell-gieren en de witruggieren zijn gewoonlijk het eerst ter
plaatse. Ze hebben een lange, haakvormige snavel en een ruwe
tong, die bijzonder geschikt zijn voor het verorberen van zachte
weefsels, zoals de inwendige organen van dode dieren. Daarna is
het de beurt aan de soorten met een sterkere snavel, zoals de
oorgieren en de witkopgieren. Die gebruiken hun grotere kracht
voor het afrukken van de huid en het eten van de taaiere spieren
en pezen. Beide soorten hebben een kale kop en hals, wat zeer
hygi�nisch is voor aasdieren, die een groot deel van hun tijd
met hun kop in bloederig en rottend vlees zitten. Tenslotte
komen de Egyptische gieren. Die voeden zich met de door de
andere dieren afgerukte stukken die blijven liggen zijn.
Egyptische gieren hebben overigens een grote voorliefde voor
struisvogeleieren.