Rubriek :
Dier - algemeen
De bergen van Azi�
Veel van 's werelds
hoogste bergen liggen in het palearctisch gebied. Het machtige
Himalaya-gebergte met als hoogste berg de Mount Everest ligt in
de overgangszone tussen het palearctisch gebied en het Verre
Oosten. De gebergten van Europa en Noord-Afrika zijn niet zo
hoog. Toch mogen de Alpen, de Apennijnen, de Pyrenee�n en de
Atlas er ook zijn.
Dieren
die in de bergen leven, komen voor speciale problemen te staan.
Het voedsel in de bergen is schaars en het terrein is moeilijk
begaanbaar. De sterke schommelingen van het bergklimaat gaans
soms gepaard met krachtige winden, een lage vochtigheidsgraad
van de lucht en uiterst lage temperaturen. Hoe hoger men komt,
des te lager is de luchtdruk en het zuurstofgehalte van de
lucht. Boven de vijfduizend meter is er eenvoudig niet voldoende
zuurstof voor in het laagland levende dieren. De in de bergen
levende dieren hebben zich echter aangepast. Ze kunnen bij een
lager zuurstofgehalte leven, doordat ze naar verhouding meer
rode bloedlichaampjes hebben.
Veel grote en kleine dieren hebben in de loop van de tijden
noodgedwongen hun toevlucht in de bergen gezocht om allerlei
roofdieren te ontkomen. Ze hebben zich beetje bij beetje aan de
moeilijke omstandigheden in de bergen aangepast. De schapen en
geiten die in de bergen leven, zijn vast te been en hebben geen
moeite met de steile rotsen, afgronden, speten en hoge toppen.
Ze weten de schaarse planten te vinden die vaak op moeilijk
bereikbare plaatsen groeien. De in de Himalaya levende argali en
Marco Polo-schapen (de grootste wilden schapensoorten ter
wereld) kunnen de ijle atmosfeer op een hoogte van 5500 meter
verdragen. Wanneer ze worden bedreigd door sneeuwpanters (zie
foto) of wolven, gaan ze zelfs hoger. In de Himalaya leeft ook
de grootste geit ter wereld. Dat is de markhoor of
schroefhoornschaap. Hij heeft geen dikke vacht of lang haar en
daalt daarom in de winter af in de dalen.
De schapen en geiten van de Himalaya zijn vaak moeilijk uit
elkaar te houden. De tahrgeit bijvoorbeeld is een geit, die
echter geen geitenbaard heeft, maar wel de vacht van een schaap.
Het blauwschaap is een schaap, maar hij heeft echter niet de
vooroogklieren die schapen gewoonlijk hebben. Bovendien beweegt
hij zich op de rotshellingen van de Himalaya even snel als een
geit.
De verschillende soorten herten, antilopen en gazellen van Tibet
en Noord-China zijn gemakkelijk van elkaar te onderscheiden. Zo
is er bijvoorbeeld het Tibethert, een ondersoort van het
edelhert, dat boven de Tibetaanse boomgrens tussen de
dwergrhododendrons leeft, en de zeldzame witlipherten.
Het muskushert dat in de bergen van Centraal-Azi� leeft, heeft
net als de Chinese waterree, geen gewei. Maar het mannetje heeft
in zijn bovenkaak lange, scherpe hoektanden, die een even goed
wapen vormen als een gewei. Muskusherten danken hun naam aan de
muskusklieren die ze aan hun buik hebben. Ze geven bomen en
rotsen daarmee een sterk geur, om hun gebied af te bakenen.
Er is een Tibetaanse antilopensoort, de chiroe, die neuszakken
heeft waarin hij de winterse vrieslucht op weg naar zijn longen
opwarmt. Bij zeer grote kou graaft de chiroe een ondiepe
loopgraaf en gaat daarin liggen. Een gazellensoort, de
Tibetaanse gazelle of goa, heeft diezelfde gewoonte.
De meeste mensen beschouwen de yak, een rundersoort, als een
typisch Tibetaans dier. De yaks worden al vele eeuwen als
huisdieren gehouden, maar ze komen ook nog in het wild voor. De
wilde yaks zijn groter dan de tamme. Ze zwervan op hoogten van
meer dan 5500 meter in kudden van soms honderd stuks, over de
woeste bergweiden.
Roofvogels en op de grond levende vogels, passen zich in
bepaalde opzichten in de bergen gemakkelijker aan. De meeste
roofvogels zijn groot genoeg om tegen de felle winden op te
kunnen. En de grondvogels kunnen zich vastklemmen aan alles wat
enig houvast geeft.
De lammergier is een buitengewoon sterke vlieger. Hij lijkt op
een arend. De lammergier is de enige gierensoort die in staat is
grote voorwerpen op te pakken en ermee weg te vliegen. Als
voorbeelden van kleinere vogels die in dit gebied voorkomen,
kunnen we noemen bergkraaien en gestreepte gaaien. Onder de
kleine zoogdieren in het gebied zijn vliegende eekhoorns,
fluithazen en Pater-Davids-woelmuizen. Op die dieren wordt
gejaagd door wezels, vossen en de Tibetaanse manoel (een klein
katachtig dier).