Rubriek :
Dier - algemeen
De grote katten
Gezien de
overvloedige prooi in de Afrikaanse graslanden zal het geen
verwondering wekken dat daar talrijke roofdieren voorkomen,
meestal vleeseters. Er zijn roofdieren van alle afmetingen, van
de voornamelijk insectenetende dwergmangoeste die nauwelijks
dertig cm lang is, tot de leeuw die 2,7 meter lang wordt.
Leeuwen zijn in staat grote dieren als buffels en giraffen te
doden. Ze voeden zich echter hoofdzakelijk met diersoorten die
zich niet zo goed kunnen verdedigen, zoals antilopen en zebra's.
De leeuw
(zie foto : leeuwin) is tegenwoordig net zo bepalend voor het beeld van het
Afrikaanse dierenleven als de zebra, de olifant en de giraffe.
Niet zo lang geleden kwam de leeuw echter bijna overal in de
Oude Wereld voor. Zelfs vandaag de dag komt de leeuw nog voor in
een klein gebied in het noordwesten van India. Van alle katten
is de leeuw de enige die echt in groepen leeft, waarvan het
aantal varieert van twee tot dertig stuks. Mannetjes en
vrouwtjes die elkaar het hof maken, tonen een duidelijke
genegenheid voor elkaar en de welpen ondervinden enige
genegenheid van de ouders. Maar gewoonlijk heerst er binnen de
door een mannetje overheerste groep een soort van gewapende
vrede. De leeuwinnen jagen en zorgen voor het voedsel. De veel
grotere mannetjes (ze wegen meer dan 180 kg en zijn de helft
zwaarder dan de leeuwinnen) zorgen voor de bescherming van de
groep. Ze eisen de lekkerste stukken op van het vlees waar de
vrouwtjes mee thuiskomen. Leeuwen doden alleen wanneer ze honger
hebben. Ze wachten liever tot er vanzelf prooidieren komen
opdagen, dan veel energie te besteden aan de jacht.
De panter leeft in het grootste deel van Azi� en in de tropische
regenbossen en de uitgestrekte met bomen begroeide vlakten van
Afrika. Zijn mooie pels vormt een uitstekende camouflage. Zijn
rossige met rosetten bezaaide vacht stelt hem in staat om
praktisch onzichtbaar op te gaan in een achtergrond van door de
zon beschenen gebladerte. De panter is kleiner dan de leeuw en
de tijger. Hij heeft echter een zwaar beendergestel en hij mag
er beslist ook wezen met zijn lengte van 1,35 meter. De panter
gebruikt zijn negentig cm lange staart voor een deel net zoals
de apen van de Oude Wereld, namelijk om zijn evenwicht te
bewaren in de bomen, waar hij een groot deel van zijn tijd,
rustend of loerend op slachtoffers, doorbrengt. De panter slaat
zijn vangstoverschotten op tussen de boomtakken (vaak op een
meter of zes boven de grond) als appeltje voor de dorst.
De panter is in tegenstelling tot de leeuw een alleenlevend
dier. Alleen tijdens het paarseizoen bloeien er korte amoureuze
verhoudingen op. Hij is stiller, sluwer en agressiever dan de
leeuw. De panter voedt zich vooral met kleine zoogdieren zoals
impala's, apen, knobbelzwijnen en soms ook met huisdieren. De
panter eet ook vissen en vogels als frankolijns en
parelhoenders. Panters die eenmaal mensenvlees hebben geproefd,
kunnen gevaar voor de mens worden. Ondanks dit gevaar en ondanks
de aanvallen die panters soms op het vee doen, zijn ze over het
algemeen voor de mens nuttig. Ze zorgen er namelijk voor dat
oogstvernietigers zoals bavianen niet te talrijk worden.
De cheetah of jachtpanter lijkt op het eerste gezicht op de
panter. Hij heeft min of meer dezelfde lengte en een donkergele,
gevlekte vacht. Bekijkt men de cheetah wat beter, dan ziet men
dat het patroon van zijn vacht heel anders is dan dat van de
panter. De cheetah heeft onregelmatig verdeelde zwarte spikkels,
terwijl de panter zwartomlijnde rosetten heeft. Bovendien is de
cheetah veel lichter gebouwd dan de panter, hoewel zijn schoften
vijf tot zes cm hoger zijn.
De cheetah lijkt in sommige opzichten meer op een hond dan op
een kat. Zijn nagels bijvoorbeeld zijn maar gedeeltelijk
intrekbaar, vertonen slechts een kleine kromming en zitten niet
in een schede. De cheetah is over het algemeen een dagdier en is
aanhalig. Hij is echter veel sneller dan de honden. De cheetah
is zelfs de snelste viervoeter die er bestaat. Hij kan snelheden
bereiken van meer dan 95 km per uur. De cheetah is echter een
pure sprinter en kan zo'n snelheid niet langer dan over een
afstand van vierhonderd meter volhouden. Zijn manier van jagen
is daarop afgestemd. Hij besluipt zijn prooi tot hij dichtbij
genoeg is om aan te vallen. Dan trekt hij een razendsnelle
sprint en velt zijn prooi door hem in de hals (meestal in de
halsslagader) te bijten. De dood treedt daardoor snel in. De
cheetah eet het gedode dier ter plaatse op of versleept het
eerst over een korte afstand om dekking te zoeken voordat hij
aan zijn maaltijd begint.
De cheetah jaagt op ongeveer dezelfde prooi als de panter en de
leefgebieden van beide dieren vallen gedeeltelijk samen. Maar ze
beconcurreren elkaar toch niet zo erg als men zou verwachten.
Dat komt doordat de cheetah meer kleinere zoogdieren en vogels
eet dan de panter.