Rubriek :
							Paleontologie
						
						
								De heersende reptielen
							
						
							De laatste
								dinosaurussen of 'verschrikkelijke hagedissen' verdwenen meer
								dan zeventig miljoen jaar geleden van de aarde. Toen hadden ze
								echter ongeveer honderd miljoen jaar de aarde gedomineerd ! Het
								waren enorm grote plantenetende en vleesetende dieren - de
								tyrannosuarus (zie foto) bijvoorbeeld had dolkachtige tanden van
								meer dan vijftien centimeter lang. Samen met de vliegende
								reptielen en een aantal andere in de zee�n, verdienden de
								dinosaurussen zeker de naam van 'heersende reptielen'.
								
Reptielen
								zijn koudbloedige dieren, die uit de amfibie�n zijn ontstaan in
								het steenkooltijdperk van ongeveer 250 miljoen jaar geleden. Het
								embryo van reptielen is (net als dat van vogels en zoogdieren)
								opgesloten in een vloeistof (in het amnion) en dat houdt in, dat
								de eieren op het land kunnen gelegd worden. Het lichaam van de
								reptielen werd steeds meer aangepast aan het leven op het land.
								De geschubde huid ontwikkelde zich en het geraamte breidde zich
								verder uit. Er zijn verschillende fossielen gevonden die
								verschijnselen vertoonden van zowel reptielen als amfibie�n en
								uit deze fossielen hebben de paleontologen afgeleid hoe de
								reptielen zijn ontstaan.
								De vroege reptielen waren over het algemeen klein (ongeveer
								zestig centimeter lang) en het waren vleeseters. Op het land
								ontwikkelden ze zich snel en in de perm-trias perioden (200
								miljoen jaar geleden) verschenen vele soorten. Enkele werden
								planteneters en sommigen keerden zelfs terug in de zee. Uit hen
								ontstonden later de Ichtyosaurus en de Plesiosaurus.
								E�n ontwikkelingslijn loopt naar de huidige schildpadden, die
								nog steeds enkele primitieve verschijnselen vertonen. Slangen en
								hagedissen verschenen veel later ten tonele, als de nakomelingen
								van weer een andere soort reptielen. De Nieuw Zeelandse tuatara
								is de enige levende vertegenwoordiger van deze soort. Het is
								werkelijk een 'levend fossiel'.
								De zoogdieren ontwikkelden zich uit ��n of meer reptielachtige
								soorten, die voorkwamen gedurende de triassische tijden. Vele
								van de op zoogdieren lijkende reptielen waren zich onhandig
								bewegende dieren van ongeveer een meter lang, maar andere waren
								zeer klein. Het duurde geruime tijd, voordat hun
								zoogdier-afstammelingen belangrijk werden. Het mesozo�cum
								behoorde aan de reptielen - in het bijzonder aan de
								Archosaurussen of heersende reptielen.
								In de late tijden van het perm ging een groep reptielen op de
								achterpoten lopen. Die werden langer dan hun voorpoten. Dat
								waren de eerste Archosaurussen en hun afstammelingen
								overheersten gedurende de eerstvolgende honderd miljoen jaar. De
								soort van krokodillen vormden de enige nog levende
								Archosaurussen, al hebben deze de gewoon te opgegeven om op hun
								achterpoten te lopen en al zijn ze teruggekeerd naar het water.
								De vogels hebben eveneens de Archosaurussen als voorouders. De
								vliegende reptielen (bijvoorbeeld de Pterodaktylen) waren ook
								Archosaurussen, die echter niet zo nauw verwant waren met de
								voorouders van de vogels. 
								Het woord dinausaurus roept meestal beelden op van grote, logge,
								onbehouwen dieren, maar in feite waren zee veel dinosaurussen
								relatief klein. Twee in feite verschillende groepen worden met
								dezelfde benaming 'dinosaurus' aangeduid, omdat deze naam al
								gegeven was voordat het duidelijk werd dat ze helemaal niet nauw
								aan elkaar verwant waren. Het bekken bij de twee groepen
								verschilt duidelijk.
								
								Vleesetende dinosaurussen
								De vroege dinosaurussen van deze groep van vleeseters liepen
								op hun achterpoten. De planteneters verschenen later, vaak
								teruggevallen op het lopen op vier poten. Tegen het einde van de
								triasperiode verschenen enkele zeer grote soorten. Deze vormden
								een hoogtepunt in de vorm van de enorme Brontosaurus en
								Diploducus uit de jura-periode en de verschrikkelijke
								Tyrannosaurus uit de krijtperiode.
								
								Plantenetende dinosaurussen
								De dino's van de groep van planteneters verschenen later en
								ze bereikten nooit zulke 'enorme' afmetingen. Er waren zowel op
								twee als op vier poten lopende soorten maar, net als bij alle
								dinosaurussen, bleven de achterpoten het langst. Vele waren
								zwaar bepantserd (bijvoorbeeld de Stegosaurus en Triceratops).
								E�n van de bekendste is de Iguanodon uit het krijt-tijdperk.
								
								Het verval van de reptielen
								Toen de reptielen voor het eerst verschenen hadden ze geen
								andere tegenstanders dan hun soortgenoten, en ze waren in staat
								zich te verspreiden en verder te ontwikkelen. Gedurende meer dan
								100 miljoen jaar beheersten ze het land, de zee en de lucht.
								Tegen het einde van de krijt-periode begonnen ze in verval te
								raken en aan het einde van de periode (ongeveer 70 miljoen jaar
								geleden) verdwenen de heersende reptielen totaal. Misschien
								waren de koudbloedige reptielen niet bestand tegen de
								klimaatsveranderingen in die tijd of er kan ook een andere
								oorzaak geweest zijn. Men veronderstelt wel dat de bacteri�n
								zich in die tijd heel vlug ontwikkelden en voor een stuk aan de
								oorzaak lagen van het uitsterven van de dinosaurussen. Wat ook
								de reden geweest is, ze zijn dus van de aarde verdwenen en
								lieten het land over aan de vogels en aan de zoogdieren.