Rubriek :
Archeologie
De Ijzertijd
Archeologisch
materiaal uit de Ijzertijd stelt ons voor het eerst in staat ons
een gedetailleerd beeld te vormen van het dagelijkse leven van
verschillende soorten mensen in samenlevingen, onder wie boeren,
krijgers, ambachtslieden en stamhoofden. Behalve de vele ijzeren
voorwerpen die in heel Europa en Oost-Azi� zijn gevonden, staan
in het moderne landschap nog talloze hofsteden, monumenten en
nederzettingen.
Grote, versterkte machtscentra zijn er nog steeds, zeker van de
opkomende keizerrijken in West-Azi� en China, met monumentale
gebouwen en artefacten, aanwijzingen voor rituelen, handel en
opkomende industrie. In het Westen zien we in deze periode de
Kelten - een verzameling mensen die Europa bewoonde en een
uitgesproken kunstzinnige stijl kende. Veel van de bestbewaarde
overblijfselen uit deze periode zijn strategische bouwwerken als
de heuvelforten in Europa, de versterkte citadellen in West-Azi�
en de monumenten in China en Afrika.
Een Ijzertijd-fort ( Navan in Ierland )
In
de zevende en achtste eeuw legden Ierse monniken verhalen vast
die deel uitmaakten van de orale traditie van het Keltische volk
van Ulster. Het belangrijkste is de Ultercyclus over een
samenleving in de Ijzertijd met als hoofdstad Emain Macha in
Navan, en bewoond door de grote koning Conchobar. Navan lijkt
een typerend heuvelfort uit de Ijzertijd te zijn geweest. Twee
heuvels op een verhoogd terrein en sporen van een grote,
omringende gracht. Archeologen hebben aanwijzingen voor bewoning
van Navan tot 300 voor Christus en recente opgravingen hebben
sporten blootgelegd van grote gebouwen uit de Ijzertijd. Het
schijnt dat in 94 voor Christus een groot rond houten gebouw is
neergezet, bijna onmiddellijk gevuld met stenen, om dan te
worden verbrand en met zoden afgedekt. In verdere opgravingen en
onderzoek van de artefacten hopen de archeologen te ontdekken
hoe en waarom het gebouw was opgericht en verwoest.
De combinatie van de grote schaal van het gebouw en de
ongebruikelijke aard van de vondsten wijst erop dat het gebouw
een ritueel doel diende. De uniforme grootte van de paalgaten,
de massieve omvang van het bouwwerk en de ontdekking van de
apenschedel impliceren dat de vindplaats een soort ceremonieel
monument is geweest. Plaatselijke archeologen wijzen op
parallellen in Caesars verslag over de Gallische oorlogen,
waarin verwezen wordt naar de Keltische praktijk van het
optrekken van grote houten gebouwen, die daarna als offer aan de
goden worden verbrand. Hoewel de datum niet bekend is, omdat
daar geen opgravingen zijn verricht, wijzen de bestaande
aardwerken eveneens op een eerder rituele dan
verdedigingsfunctie van de vindplaats, want de wal ligt buiten
de gracht. Rituele vijvers en andere structuren zijn in het
landschap rondom gevonden. ( foto : de heuvel van
Navan )