Rubriek :
Dier - algemeen
De invloed van de mens
Aangezien het
palearctisch gebied tot het sterkst ge�ndustrialiseerde gebied
van de wereld behoort, is het nauwelijks verbazingwekkend dat
het natuurlijke evenwicht daar belangrijk is verstoord. De enige
gebieden die hieraan ontsnapten zijn de onherbergzame streken in
het koude noorden, de hoge bergkammen, de toendra's en de
woestijnen.
De onafzienbare bosgebieden, die eens het grootste deel van
Midden- en Zuid-Europa en gedeelten van Azi� bedekten, zijn
verdwenen. Ze zijn opgeofferd aan landbouw, industrie en
stedenbouw. Met het verdwijnen van de bossen verdwenen ook veel
wilde dieren die in de bossen hun leefgebied hadden. Noord-China
met zijn dichte bevolking is daarvan een duidelijk voorbeeld. In
1872 schreef de Franse missionaris en natuurkenner pater Armand
David (1826-1900), die een groot deel van zijn leven in China
doorbracht : 'Ik heb mij altijd verbaasd over het feit dat de
Chinezen hun bossen zo grondig lieten verdwijnen'. Hij meende
dat de angst voor de wilde dieren die in de bossen leefden daar
de oorzaak van was.
Ongetwijfeld waren de dichte bossen gevaarlijk voor de mens. Er
leefden wolven, beren, wilde zwijnen, tijgers en panters. Hoe
het ook was, omstreeks 1900 waren deze dieren gedood of uit de
bossen verdwenen. Ze zochten een toevlucht in de bergen of in de
dichte naaldbossen in het noorden. Sommige van deze
palearctische dieren werden echter volkomen uitgeroeid.
Daaronder was het oerrund en de tarpan, een wild paard van de
Russische vlakten.
Enkele andere soorten werden bijna uitgeroeid, maar konden door
vroege natuurbeschermers worden gered. Daarbij was het naar zijn
ontdekker genoemde Pater-Davidshert en de wisent, die nu weer in
het wild in het Bialowieza-woud in Polen leven. Beide
diersoorten leven vandaag weer in aanvaardbare aantallen,
dankzij de inspanningen van enkele Europese dierentuinen. We
moeten goed beseffen dat er in 1921 nog maar 56 wisenten waren,
die alle in dierentuinen leefden. Door zorgvuldig fokken was het
mogelijk de soort voor uitsterven te behoeden. In 1956 werden de
eerste dieren weer in het wild uitgezet in Polen.
Vreemd genoeg hebben sommige dieren hun voortbestaan aan de
jagers te danken. Gedurende honderden jaren was de jacht een
voorrecht van koningen en andere belangrijke mensen. Ze hielden
hun wildstand zorgvuldig in het oog om ervoor te zorgen dat er
voldoende wild voor de jacht was en dat het wild voldoende
gelegenheid had om zich voort te planten. Andere
dieren uit het
bos zijn erin geslaagd zich in het struikgewas, greppels, heggen
van landbouwgebieden en in tuinen te handhaven. Hieronder
bevinden zich een groot aantal kleine vogels zoals mezen en
kleine zoogdieren als de woelmuis, de egel en de vos. Ook de in
de bossen levende houtduif vond een nieuwe leefwereld in tuinen
en parken. Hij wist zich de laatste veertig jaar zo uit te
breiden, dat hij vanuit het Verre Oosten over Azi� naar Europa
tot Scandinavi� en Groot-Brittanni� kon uitzwermen. Maar ook
deze dieren kregen het niet gemakkelijk toen in plaats van
heggen, afrasteringen van metaaldraad en beton hun intrede
deden.
Andere dieren hebben zich aan de aanwezigheid van de mens
aangepast, zoals zwaluwen, spreeuwen, ratten en muizen, die hun
nesten en holen bij en in gebouwen maken. Ratten en muizen
hebben, evenals veel insecten, hun dagelijks voedsel in de
landbouwgewassen van de mens gevonden. Daarvan zijn de grappige
dwergmuis met zijn nest tussen de graanhalmen en de hamster
goede voorbeelden.
Omdat het mensdom snel toenam, nam ook het afval hand over hand
toe. Land en lucht werden tot een gevaarlijke graad vervuild.
Het water, in het bijzonder dat van rivieren en meren, is nog
meer vervuild. Ongezuiverd rioolwater en afvalwater van
fabrieken is jaren achtereen op onverantwoorde wijze in
rivieren, kanalen en meren geloosd. Het gevolg daarvan was een
ongelofelijke toename van bacteri�n en algen die van die
afvalstoffen leven. Deze kleine levensvormen verbruikten alle
zuurstof uit het water, waardoor vissen, andere waterdieren en
waterplanten er niet meer in konden leven. Deze voortdurend
toenemende vervuiling heeft tot grote verarming geleid. In de
vervuilde wateren zal men vergeefs zoeken naar de otter, de
ijsvogel, de reiger, de visarend, de zalm, de steur en de
houting. Gelukkig is er de laatste jaren, door de toenemende
bouw van zuiveringsinstallaties voor afvalwater, een omkering
ten goede in de watervervuiling gekomen.