Rubriek :
Dier - algemeen
De rangschikking van de
dieren
Anderhalf miljoen
soorten lopende, springende, kruipende, vliegende, gravende of
zwemmende diersoorten bewonen onze aarde. Zelfs voor een zo�loog
van professie zijn deze scharen niet eenvoudig te overzien. Hij
zal zijn levend materiaal moeten indelen in een systeem, waarin
ieder dier een logische en verantwoorde plaats krijgt
toegewezen.
Nu ontkomt geen enkel systeem aan een zekere kunstmatigheid.
Maar door voortdurend verbeteren en uitbreiden is de oude
indeling van Aristoteles uitgegroeid tot een bruikbaar compromis
tussen kunstmatig en natuurlijk. De ideale vorm zou zijn : alle
dieren gerangschikt volgens hun verwantschapsbetrekkingen,
waarbij niet alleen gelet wordt op de uit- en inwendige bouw,
maar ook op hun levensverschijnselen, hun ontwikkeling en hun
voorgeschiedenis. Maar er zijn zoveel duidelijke naast
vermoedelijke en mogelijke verwantschapsbetrekkingen, dat een
systeem, waarin deze alle tot hun recht komen, een
onmogelijkheid is. Alleen door een ingewikkeld ruimtelijk model
zouden we de natuurlijke samenhang enigszins kunnen benaderen,
maar zo'n systeem in drie dimensies zou wel bijzonder lastig te
hanteren zijn. Vermengen we het natuurlijke met een dosis - vrij
willekeurige - kunstmatigheid, dan wordt het systeem wel wat
simplistisch, maar het heeft tenminste het voordeel van
praktische bruikbaarheid.
Zo komen we allereerst tot een verdeling in grote groepen, de
stammen of Phyla, elk getypeerd door een of meer opvallende
kenmerken. Er zijn veel verschillen tussen olifant, kanarie,
adder, salamander en goudvis, maar toch hebben deze dieren
enkele belangrijke gemeenschappelijke kenmerken : ze bezitten
een skelet van been en kraakbeen, een hol, buisvormig centraal
zenuwstelsel, opgeborgen in schedel en wervelkolom. Tijdens hun
ontwikkeling hebben ze een merkwaardige streng van cellen,
omgeven door een taai vlies; door hun spanning maken deze cellen
het geheel, de chorda, tot een vrij stevig 'voorlopig skelet'.
Deze chorda is zo typerend, dat men alle dieren die er tijdelijk
of blijvend mee zijn uitgerust, tot de stam der Chordadieren (Chordata)
verenigt. Bij alle 'gewervelde' dieren, wordt de chorda spoedig
door de wervels verdrongen; alleen bij sommige primitieve
'kaakloze' vissen als de prikken (Petromyzontes) en de slijmalen
(Myxinoidea) blijft dit orgaan bestaan. Ook niet-gewervelde
dieren als de lancetvis en manteldieren (Tunicata) hebben door
hun chorda recht op een bescheiden plaats in de onderste
regionen van de chordadieren.
Binnen de stam onderscheidt men klassen, die verder worden
verdeeld in de volgorde : orden, families, geslachten, soorten
en rassen. Maar de systematici hebben hieraan nog niet
voldoende; zij hebben het spinnenweb van het systeem van een
aantal nog fijnere mazen voorzien.