Rubriek : 
								Dier - algemeen
						
								De taiga als toevluchtsoord
							
						
							Vele dieren van de
								taiga wonen daar niet omdat ze direct of indirect van de
								naaldbomen afhankelijk zouden zijn, maar om de beschutting en
								bescherming die ze er vinden. Zo overwintert het rendier er,
								omdat hij daar beschut is tegen de ijzige winden op de toendra.
								En de wolf, die eigenlijk het open veld verkiest boven de bossen
								en nog enkele eeuwen geleden in Europa rondzwierf, is zo
								meedogenloos door de mens achtervolgd, dat hij zich alleen nog
								kan handhaven in woeste, afgelegen streken als de taiga en de
								toendra. Eerst nu begint de mens tot in het inzicht te komen dat
								de wolf een uiterst nuttige rol speelt in de natuur, door het
								opruimen van de zwakke en ongezonde dieren onder de
								planteneters.
								
De
								eland, de grootste hertensoort, is een voorbeeld van een dier
								dat zich niet met de naaldbomen uit de taiga voedt. Hij leeft in
								de zomer van de welige plantengroei in en bij de rivieren en de
								talloze meren, waarbij zijn lange poten nuttig zijn, omdat hij
								daardoor ver het water in kan lopen. Maar in de winter moet hij
								zich tevreden stellen met de schaarse onderbegroeiing en zelfs
								met de bast van jonge naaldbomen. De eland heeft, net als het
								rendier, gespleten hoeven, waardoor hij 's zomers op moerassig
								terrein en in de winter op de sneeuw verbazend snel en
								beweeglijk is.
								De sneeuwhaas, die een wit winterkleed heeft, voedt zich ook met
								de onderbegroeiing. Hij is het voornaamste prooidier van de
								lynx, een grote kat met gepluimde oren en een klein staartje,
								die zeer fel van aard is. De lynx komt voor op de
								Noordamerikaanse taiga en in de zuidelijker, gemengde bossen van
								Azi�.
								Een ander groot roofdier van de moerassige wouden van de taiga
								is de bruine beer. Evenals de meeste andere beren is hij
								omnivoor, dat wil zeggen zowel planteneter als vleeseter. Hij
								houdt van vogels en kleine zoogdieren, vis, eieren, bessen en
								andere vruchten, wortels, al naar het seizoen en wat hij te
								pakken kan krijgen. In de zomer vormt de bruine beer in zijn
								lichaam een voorraad vet, waarop hij de hele winter teert,
								slapend in een hol. Een echte winterslaap mogen we dat niet
								noemen, want de lichaamstemperatuur en de hartslag van de bruine
								beer verminderen er nauwelijks bij.
								De veelvraat komt ook geregeld van de toendra naar de taiga. Hij
								doet zijn naam eer aan. Bovendien is hij zo woest en fel, dat
								zelfs wolven en beren liever een buitgemaakte prooi aan hem
								afstaan dan er met hem om te vechten. Soms bewaart de veelvraat
								een deel van een kadaver in de sneeuw, na zijn prooi met een
								hoogst onaangenaam ruikende geurstof uit speciale klieren te
								hebben behandeld. Andere roofdieren blijven dan wel bij hem uit
								de buurt.
								Enkele diersoorten, die meer thuishoren in de loofbossen in het
								zuiden, zijn door de jagende mens naar de taiga verdreven, zoals
								het edelhert, de ree (zie foto) en het muskushert. En verder het
								wilde zwijn en de al bijna uitgeroeide Siberische tijger, de
								grootste tijgersoort.
								Ver
der
								worden de naaldwouden nog bewoond door vele roofvogels, zoals de
								Lapland-uil en de ransuil, die tijdens de nacht op kleine
								knaagdiertjes en vogels jagen. Overdag worden die achterna
								gezeten door haviken, slechtvalken en smellekens, een kleine
								valkensoort, terwijl boven de talrijke meren visarenden (zie
								foto) te vinden zijn.
								Waar in het zuiden de naaldwouden overgaan in loofbossen en het
								water in de meren wat warmer wordt, komen nog allerlei
								watervogels voor, zoals de lepelaar. In en bij die meren huist
								ook de bever. Zowel in Amerika als in Europa en Azi� is ook op
								de bever, vooral in de afgelopen eeuw, genadeloos gejaagd om
								zijn pels. Nu wordt hij beschermd, maar helaas zijn er nog
								droevig weinig. In tegenstelling tot zijn Amerikaanse verwant,
								de Amerikaanse bever, die altijd een dam in een riviertje bouwt
								en een woning in het ontstane stuwmeertje, bewoont de bever van
								Europa en Azi� meestal in de oever gegraven holen. Het bouwen van
								dammen doet hij zelden. Dit is een mooi voorbeeld van  het
								verschijnsel dat de taiga van Amerika en die van Europa en Azi�
								vrijwel dezelfde diersoorten hebben, maar dikwijls met enkele
								verschillen tussen de ondersoorten.