Rubriek :
Dier - algemeen
De vogels van het woud
Een opvallend
kenmerk van tropische regenwouden, zoals in het Amazone-bekken,
is dat de verschillende diersoorten er leven in etages, boven
elkaar gelegen lagen waaruit ze vrijwel zonder uitzondering
nooit weggaan.
Dat
geldt zelfs voor de vogels en vleermuizen in dit gebied, die
zich toch gemakkelijk overal heen kunnen bewegen.
Boven het woud kunnen we de koningsgier zien rondcirkelen, een
aasvogel met een bont gekleurde kop. Hij is ��n van de weinige
vogels die een goed ontwikkeld reukorgaan heeft. Dat laatste is
ook een kenmerk van de vetvogel, familie van de nachtzwaluwen,
die in leefwijze op een vleesmuis lijkt. Hij huist in grotten,
is een nachtdier en leeft van vruchten.
De dieren van de bovenste etage hebben weinig last van
roofdieren. Hun belangrijkste vijand is de harpij. Dat is de
grootste echte roofvogel, maar hij heeft betrekkelijk korte
vleugels. Daardoor kan hij gemakkelijker tussen de takken
doorschieten om een vogeltje, een aapje of een trage luiaard te
grijpen. Hij wordt belaagd door Indianen, die hem vangen om zijn
veren, die ze als tooi gebruiken.
Andere bewoners van de hogere regionen zijn de toekans, vogels
met een reusachtige, bontgekleurde snavel. Daarmee kunnen ze,
tussen de bladeren en stengels door, bij vruchten komen aan
takjes die te dun zijn om hun lichaamsgewicht te kunnen dragen.
Hun luidruchtig geschreeuw vermengt zich met het gekrijs van de
al even bont gekleurde papegaaien en ara's. Die hebben sterke,
gekromde snavels, uitermate geschikt voor hun voedsel, namelijk
noten.
De vele soorten cotinga's wonen een etage lager. Het zijn
drukke, dikwijls luid kwetterende vogels. Hierbij behoren onder
andere de rotshanen. In de paartijd verbreken die de grenzen van
hun verblijf. Dan dalen ze af naar de grond en daar wordt,
meestal rond een rotsblok, een soort arena gevormd. De mannetjes
laten dan om beurt een soort ritueel zien. Ook de pipra's komen
naar de grond voor hun hofmakerij. Die bestaat uit een
opeenvolging van snelle dribbelpasjes en duikbewegingen door een
aantal mannetjes. Het wijfje mag daarna haar keus maken.
Insecteneters zijn er natuurlijk ook, zoals bijvoorbeeld de
trogons, rustige en eenzaam levende vogels. De Mexicaanse
quetzal, die prachtig gekleurde lange staartveren heeft, hoort
ook bij deze familie. Verder hun verwanten, waaronder de
baardkoekoeken en de glansvogels. Die brengen de dag door in de
bovenste lagen, druk bezig met snelle uitvallen naar hun prooi.
Voor de nacht vertrekken ze naar hun behuizingen, in
termietennesten of holen.
Kolibri's zijn er in meer dan vijfhonderd verschillende soorten,
in grootte vari�rend van een merel tot die van een hommel. De
meeste zijn schitterend gekleurd en hebben een lange snavel en
een nog langere tong, waarmee ze honing uit bloemen halen.
Behalve honing eten kolibri's ook veel insecten.
Door een bijzondere en uiterst snelle vleugelslag - die niet met
het oog te volgen is - kunnen kolibri's in de lucht blijven
hangen en zich in alle richtingen bewegen. Ze hebben daarvoor
zoveel energie nodig, dat ze zich de hele dag door moeten
blijven voeden. Om de nacht door te brengen, vervallen ze in een
staat van diepe verdoving, vergelijkbaar met de toestand van
dieren tijdens een winterslaap.
De grond is het domein van de tinamoe's of stuithoenders. Het
zijn grote vogels, die de bodem afzoeken naar zaden en insecten,
waarbij ze af en toe een eigenaardig fluitend geluid maken. Bij
gevaar zoeken ze dekking en zonodig kunnen ze een klein eindje
vliegen. Ze zijn uniek voor dit gebied.
Een heel merkwaardige vogel is de hoatzin, die wel beschouwd
wordt als een overblijfsel uit vroegere tijdperken. Hij leeft in
troepen in vloedbossen, van boombladeren. Tijdens de eerste
weken van zijn leven heeft hij vooraan de vleugels een paar
klauwtjes, waarmee hij goed kan klauteren. De volwassen hoatzins
missen die klauwtjes, maar goed vliegen of lopen kunnen ze niet.
Bij gevaar laten ze zich dikwijls in het water vallen, in een
poging om zwemmend te ontkomen.