Rubriek :
Dier algemeen
De westelijke bergen
In het westen van
het nearctisch gebied vinden we in noord-zuidrichting een
uitgestrekt bergmassief. De noordwestpunt van deze bergrug, die
meer dan 5500 km lang is, ligt binnen de poolcirkel, terwijl het
andere uiteinde diep in Mexico ligt. In de breedte gemeten is
dit berggebied op zijn smalst 135 km, terwijl de breedste strook
1350 km is. In feite wordt dit reusachtige bergmassief gevormd
door twee evenwijdig lopende bergruggen. Langs de kust van de
Grote Oceaan liggen van noord naar zuid, het Californische
kustgebergte, de Cascaden en de Sierra Nevada die de ene bergrug
vormen. Meer landinwaarts vinden we de tweede bergrug, die in
zijn geheel van noord tot zuid bestaat uit het Rocky
Mountains-gebergte.
Het dikhoornschaap is een dier dat, net als de bizon en de
bever, onnoemelijk heeft geleden onder de intocht van de mens.
Toch
hadden velen dit voor onmogelijk gehouden. Audubon schreef in
zijn verslag over een tocht door de Rocky Mountains in 1843 :
'Iemand die niet persoonlijk de Mauvaises Terres, ook wel de
Badlands (Slechte Landen) genaamd, heeft gezien, kan zich geen
idee vormen van deze vluchtgebieden van het dikhoornschaap ...
en evenmin kan hij zich indenken hoe moeilijk het is om dit dier
zelfs maar te benaderen'. Hij onderschatte zijn medemensen.
Reeds in 1905 was ��n van de ondersoorten van het dikhoornschaap
volledig uitgeroeid. Het mag wel bijzonder ironisch genoemd
worden, dat dit juist de ondersoort was waar Audubon over
geschreven had : het Audubon-dikhoornschaap. Tegen 1930
onderging een andere ondersoort hetzelfde lot.
Tegenwoordig staan praktisch alle ondersoorten van het
dikhoornschaap aan de rand van de ondergang. Alleen in Brits
Columbia en in het noorden van de Verenigde Staten komt het
bergschaap nog in redelijke hoeveelheden voor. Als deze zich
echter ook niet weet te handhaven, zal de soort in dit gebied in
zijn geheel uitsterven.
In de strijd om het bestaan, het gevecht om voedsel, werd het
bergschaap opzij gedrukt door weer oplevende diersoorten zoals
de wapiti. Tot overmaat van ramp werd er uitvoerig op het
bergschaap gejaagd, omdat velen de reusachtige hoorns als trofee
in de huiskamer wilden hangen.
De sneeuwgeiten van de Rocky Mountains ontsnapten aan zo'n
slachting, omdat die vrij korte en rechte hoorns hebben, die
niet zo indrukwekkend zijn. Ook hadden deze geiten niet te
lijden van aanvallen door roofdieren. Ze bevolken namelijk de
hoogste en minst toegankelijke bergtoppen. Ze kunnen gelukkig
ook niet bereikt worden door de poema, die net als de mens meer
slachtoffers maakt dan nodig zou zijn om in leven te blijven.
Hoewel de poema in sommige delen van Noord-Amerika verdwenen
was, schijnen de sneeuwgeiten nu ook een opleving door te maken.
Dit zou het gevolg zijn van het feit dat hun voornaamste prooi,
het hert, aan uitsterving is ontkomen en thans in vele gebieden
weer goed gedijt.
De stompstaarteekhoorn of bergbever is een primitief dier. Dit
diertje is uniek in zijn soort en zijn naaste verwanten zijn
reeds lang geleden uitgestorven. De vroegere Amerikanen
gebruikten zijn huid om er fraaie rokken van te maken. Deze
kleine 'graafmachine', met zijn dichte stevige bontvacht, wordt
tussen de dertig en vijftig cm lang. Hij leeft in de ruime
valleien van de kustgebieden, altijd dicht bij een rivier of een
stroompje, tot op een hoogte van drieduizend meter. Vooral in de
nacht worden ze actief en zoeken ze naar voedzame, sappige
planten.
Iets langer dan de stompstaartbever of bergbever, maar voorzien
van een geweldige staart, is een dier met de vreemde naam
cacomistle of katfret. Deze naam is een verbastering van de
Azteekse woorden voor 'halve poema'. Net als de
stompstaarteekhoorn heeft de cacomistle ook andere namen
gekregen, zoals ringstaartkat. Hij is nauw verwant aan het
wasbeertje, wat al direct te zien is door dezelfde versiering
van de staart. De cacomistle of katfret, die zich zelden laat
zien en alleen leeft, heeft zich wonderwel aangepast aan de
menselijke omgeving. Het is bekend dat hij zijn jachtgebied ook
uitstrekt tot verlaten gebouwen, op zoek naar ratten en muizen.
Ze verslinden niet alleen kleine zoogdieren en vogels, maar ze
lusten ook fruit en granen.