Rubriek :
Historische figuren
Democritus van Abdera
Democritus van
Abdera (Gr.: D�mokritos) (ca. 460-380/370 v.C.), Grieks
wijsgeer, leerling van Leucippus van Milete, was de
belangrijkste vertegenwoordiger van het atomisme in de oudheid
(zie atoomtheorie).
Het systeem, in hoofdzaken door Leucippus ontworpen, werd door
Democritus uitgebreid en verdiept; bovendien was de laatste op
veel meer gebieden van wetenschap dan alleen de natuurfilosofie
actief. Zijn oeuvre, waarvan alleen fragmenten bewaard zijn, had
een encyclopedisch karakter: de 70 titels die Diogenes La�rtius
noemt, zijn verdeeld over o.a. ethica, fysica, kosmologie,
fysiologie, waarnemingsleer, mathematische onderwerpen,
astronomie, po�tica, fonetiek, ritmiek, schilderkunst, mantiek,
enz.
Zijn stijl werd in de oudheid hoog geprezen; het werk zal
verloren zijn gegaan omdat het zich absoluut niet leende voor
theologiserende of christianiserende adaptatie, en het door dat
van Epicurus als overvleugeld werd beschouwd.
Volgens Democritus nemen wij met de zintuigen slechts een
afgeleide werkelijkheid waar: in wezen zijn er slechts de atomen
en de lege ruimte waarin deze zich bevinden. De atomen zijn
kleinste substanties, kwalitatief gelijk (want alleen het
gelijke kan op het gelijke inwerken) en, evenals het �ne Zijnde
van Parmenides van Elea, noch ontstaan noch vergankelijk.
De lege ruimte 'is' niet in de zin waarin de atomen 'wel' zijn.
Onderling verschillen de atomen alleen in vorm, grootte en de
positie die zij ten opzichte van elkaar kunnen innemen. De
veelheid van vormen (bijv. atomen met haakjes) maakt het
mogelijk dat heterogene deeltjes enige tijd aan elkaar vast
blijven zitten. De atomen zijn eeuwig in beweging; deze beweging
is niet gelijkgericht.
In de oneindige ruimte kunnen dichtere atoomgroeperingen
ontstaan, waarbij op een gegeven ogenblik de beweging van alle
deeltjes dezelfde kan worden, nl. rond een middelpunt. Uit een
dergelijke wervelende atoommassa ontstaat een kosmos. Bij
gelijke beweging zal nl. het naar vorm en grootte gelijke zich
bij het gelijke voegen: de grotere atomen gaan naar het centrum,
de fijnste worden uit de massa gecentrifugeerd en de minder
fijne blijven op verschillende afstand van het middelpunt
meegesleurd (kosmos van aarde in het midden, water, lucht en
vuur).
Zwaarte van atomen is dus het secundair gevolg van het effect
van de werveling op de grootte van de atomen; in de ledige
ruimte zijn alle substanties even zwaar. Doordat heterogene
deeltjes door hun respectieve volgens vormen bepaalde patronen
in elkaar blijven zitten, kunnen de dingen en de levende wezens
ontstaan. Evenals dezen zal ook de kosmos vanzelfsprekend eens
vergaan. Hij is bovendien niet de eerste, de laatste of de enige
in het universum.
Democritus' wereldbeeld is zuiver mechanistisch en
materialistisch: andere oorzaken dan atomen, ruimte en eeuwige
beweging spelen geen rol. Alles geschiedt 'volgens de
noodzakelijkheid', dwz. omdat het nu eenmaal zo is en niet
anders kan. De ziel is stoffelijk en bestaat uit ronde, gladde
deeltjes, de meest beweeglijke in de kosmos, analoog aan die van
het vuur. Als bewegende en waarnemende instantie is zij
gelijkelijk over het gehele lichaam verdeeld; het denkende
gedeelte zetelt in het hoofd.
De waarneming wordt verklaard als het opvangen van de
afbeeldingen die alle objecten voortdurend uitstralen. Daar wij
goden waarnemen, moeten ook deze bestaan.
Interessant is Democritus' ethiek, waarvan een aanzienlijk
aantal fragmenten bewaard is; zijn opvattingen zijn nuchter en
realistisch. De mens moet streven naar opgewektheid en
innerlijke rust.
Met dit laatste loopt Democritus vooruit op de ethische systemen
van de hellenistische periode; Epicurus). Democritus' systeem
werd met een aantal wijzigingen overgenomen door Epicurus.