Rubriek : De
mens - algemeen
De dertigjarige oorlog
De Godsdienstvrede
van Augsburg, die in 1555 in Duitsland was gesloten, had bepaald
dat iedere vorst in zijn eigen land mocht bepalen wat de
heersende godsdienst zou zijn. Dit betekende niet, dat
protestanten en rooms-katholieken ook ineens goed met elkaar
konden opschieten. Integendeel kan men wel zeggen, wan de
contra-reformatie bezielde de rooms-katholieken met nieuwe
strijdlust. En vanzelfsprekend beantwoordden de protestanten dit
met evenveel vuur. Een kleine vonk was dan ook voldoende om het
kruit te doen ontbranden. Die vonk viel in Bohemen. Daar hadden
de protestanten in 1609 van de koning vrijwel volledige
godsdienstvrijheid verkregen.
Toen echter de vurig rooms-katholieke Ferdinand II koning van
Bohemen werd, kwam de zaak op scherp te staan. Een verbod om
lutherse kerken te bouwen maakte de protestanten opstandig. Een
bijeenkomst op een kasteel tussen protestantse afgevaardigden en
enige stadhouders ontaardde in een hevige twist. In woede
wierpen de protestanten enkele van de rooms-katholieke
afgevaardigden van een hoogte van ongeveer zeventien meter uit
een raam naar beneden. Wonder boven wonder verloor niemand
daarbij het leven. De daders echter beseften heel goed dat er
ongetwijfeld maatregelen tegen hen genomen zouden worden. Dat
wilden ze voorkomen en dus maakten ze zich meester van de macht
en riepen de Bohemers te wapen. De tegenpartij verzamelde
eveneens al haar krachten. Dat was ook nodig, want de opstand
begon zich uit te breiden naar andere landen.
De Bohemers kozen toen hun eigen koning, namelijk Frederik V, de
keurvorst van de Palts. Deze werd algemeen als de leider van de
Duitse protestanten beschouwd. De rooms-katholieke vorsten
kwamen Ferdinand II te hulp. In 1620 versloegen ze Frederik V op
de Wittenberg bij Praag. Frederik V vluchtte naar zijn neef, de
stadhouder prins Maurits van Oranje. Omdat Frederik slechts ��n
winter koning van Bohemen was geweest, krijg hij de bijnaam 'de
Winterkoning'. Vanuit het buitenland ging men zich toen ook in
de strijd in Duitsland mengen. Spanje steunde natuurlijk de
rooms-katholieken, en de Deense koning Christiaan IV (1588-1648)
begon in 1625 de protestanten te helpen. Zijn hulp werd echter
geen succes en bij de Vrede van L�beck trok hij zich terug uit
de strijd in Duitsland.
Christiaan IV had zich, mede op aansporen van de Franse
kardinaal Richelieu, in de Duitse zaken gemengd. De Zweedse
koning Gustaaf II Adolf (1611-1632), die in 1630 aan de
Dertigjarige Oorlog ging deelnemen, deed dat eveneens op
aansporing van Richelieu. Hij wilde zowel de Duitse lutheranen
te hulp komen als zijn macht over het Oostzeegebied uitbreiden.
De Zweedse koning landde met een klein leger van nauwelijks
15.000 man in de monding van de rivier de Peene. Toch waren zijn
vooruitzichten niet ongunstig, want de Duitse keizer had pas
zijn voortreffelijke veldheer Wallenstein ontslagen. Daarbij was
zijn leger sterk in omvang terug gebracht. Gustaaf Adolf werd
door de Duitse protestanten van het begin af aan als hun redder
gezien. De keizerlijke troepen plunderden gewoonlijk het land en
de bevolking had vreselijk van hen te lijden. De Zweden echter
stonden onder strenge tucht. Geplunderd werd er absoluut niet.
Dobbelen, vloeken en onderling vechten werden zwaar bestraft.
De oprukkende Duitse keizerlijke troepen werden in 1631 door de
Zweden bij Breitenfeld in de buurt van Leipzig verslagen. Heel
Duitsland lag toen voor de Zweedse koning open. Hij herstelde
een aantal Duitse vorsten in hun macht en viel in 1632 Beieren
aan. De Duitse keizer smeekte daarop Wallenstein, zich weer aan
het hoofd van zijn troepen te stellen. De bekwame veldheer
stemde toe, maar wel op voorwaarden die hem een grote politieke
invloed gaven. Bij L�tzen, eveneens in de buurt van Leipzig,
vond het treffen plaats. De Zweden wisten met veel moeite de
overwinning te behalen, maar Gustaaf Adolf sneuvelde.
Voor de protestanten in Duitsland was er nauwelijks slechter
nieuws denkbaar dan het bericht van het sneuvelen van de Zweedse
koning. Deze liet slechts een zesjarig dochtertje, Christina, na
dat hem moest opvolgen. Wallenstein echter trad niet krachtdadig
meer op, maar legde contacten met de tegenpartij,
waarschijnlijk om zijn eigen macht te vergroten. Daarop werd hij
in 1634 door zijn eigen officieren vermoord. De Zweden werden
kort daarna door het leger van de keizer bij N�rdlingen
verslagen. De keurvorst van Saksen, die reeds voor de slag
onderhandelingen met de keizer had aangeknoopt, sloot in 1635
vrede op voor hem zeer voordelige voorwaarden. De Duitse keizer
verklaarde toen bij rijksbesluit, dat er vrede was met de
overige Duitse vorsten. Geen van de protestantse Noordduitse
vorsten waagde het daar tegenin te gaan.
De Zweedse rijkskanselier Oxenstierna sloot een verbond met
Richelieu. De oorlog in Duitsland was daarmee niet langer een
godsdienstoorlog. Het was een zuiver politieke kwestie geworden.
De Duitse keizer had niet veel geluk, want hij werd keer op keer
verslagen. Pas in 1648 kwam het, na veel onderhandelingen
vooraf, tot de Wesfaalse Vredes. De ene vrede werd
gesloten in Munster, de andere in Osnabr�ck. De keizerlijke
macht, die toch al nooit groot was geweest, bleef ook toen zwak.
De Duitse vorsten daarentegen kregen een grote zelfstandigheid.
De Godsdienstvrede van Augsburg, die in 1555 was
gesloten, gold niet alleen voor lutheranen, maar ook voor
calvinisten. Frankrijk en Zweden sponnen wel garen bij hun
bemoeienissen met de binnenlandse aangelegenheden van Duitsland.
Frankrijk kreeg er gebieden bij en Zweden nestelde zich aan de
kust van Noord-Duitsland. Van de Republiek der Nederlanden en
van Zwitserland werd de onafhankelijkheid ten opzichte van het
Duitse Rijk metterdaad erkend. De gevolgen van de Dertigjarige
Oorlog waren voor Duitsland verschrikkelijk. De welvaart was
totaal verdwenen.