Rubriek :
Historische figuren
Desiderius Erasmus
Erasmus, Desiderius
(Rotterdam 27 okt. 1469, volgens sommigen 1466, 1467 of 1468 -
Bazel 12 juli 1536), de geleerdste humanist van zijn tijd,
geboren uit de onwettige verbintenis van een priester Gerard en
een zekere Margaretha, werd genoemd naar de heilige Erasmus (of
Herasmus, een van de veertien noodhelpers). In 1496 nam hij zelf
de naam Desiderius erbij aan. Met zijn moeder woonde hij in
Gouda en Deventer, in welke plaatsen hij naar school ging; na
haar dood bezocht hij de school te 's-Hertogenbosch en woonde
daar in het fraterhuis van de Broeders des Gemenen Levens. In
1487 trad hij op verlangen van zijn voogden in het klooster
Steyn bij Gouda, waar hij de studie van de Latijnse klassieken
begon.
Het was een bevrijding voor hem toen hij, na zijn
priesterwijding (1492), het kloosterleven kon vaarwelzeggen om
in de functie van secretaris de bisschop van Kamerijk op diens
reizen te vergezellen. Hij kreeg verlof in Parijs te studeren;
zijn verblijf in het achterlijke Coll�ge Montaigu versterkte
zijn afkeer van de scholastiek; daarentegen genoot hij van de
omgang met humanisten en bekwaamde zich in het Grieks.
Een reis naar Engeland (1499) bracht hem in aanraking met
geleerden als de kanselier Thomas More en de graecus John Colet,
waardoor niet alleen zijn kennis van de 'bonae litterae' werd
verbreed (in 1500 publiceerde hij de Adagia, een verzameling
Latijnse spreekwoorden, waarmee hij terstond naam maakte), maar
bovenal zijn belangstelling voor het Nieuwe Testament en de
kerkvaders werd gewekt. Nu ontwikkelde hij zijn
bijbels-humanistische theologie, de 'philosophia christiana':
een enigszins rationalistische en moralistische opvatting van
het christendom, waarbij weinig waarde gehecht wordt aan
dogmatische leerstukken en kerkelijke ceremonies en waarbij
Christus niet in de eerste plaats als de verzoener, maar als de
'coelestis doctor' (hemelse leermeester) wordt gezien. Zijn
Enchiridion militis christiani (1503) geeft blijk van deze
inzichten.
Hierna volgde een periode van veel reizen. In Itali� (1506-1509)
verzamelde hij materiaal voor zijn uitgaven van kerkvaders,
waarvan in de jaren 1516-1530 een hele reeks zou verschijnen.
Teruggekeerd naar Engeland, schreef hij zijn Laus stultitiae of
Moriae encomium (Lof der zotheid), een satire op
maatschappelijke en kerkelijke misstanden en domheden, die hem
een grote faam bezorgde. Van 1511 tot 1514 doceerde hij Grieks
aan de universiteit van Cambridge en gaf hij colleges over de
brieven van de kerkvader Hi�ronymus, wiens werken hij
publiceerde in 1516: Omnium operum divi Eusebii Hieronymi. Van
het allergrootste belang was zijn Novum instrumentum omne
(1516), waardoor hij de Griekse tekst van het Nieuwe Testament
(met Latijnse vertaling en aantekeningen) algemeen toegankelijk
maakte. Door paus Leo X van zijn kloostergeloften ontslagen,
woonde Erasmus van 1517 tot 1521 in Leuven. Maar toen hij daar
van ketterse idee�n verdacht werd - hoewel hij zich van Luther,
wiens kritiek op de kerk hij kon waarderen, distantieerde omdat
die hem te onbesuisd optrad - week hij uit naar Bazel.
Inmiddels was Erasmus' geleerdheid alom beroemd geworden, zodat
men van alle kanten naar zijn gunst dong. Zijn Colloquia (1518)
vielen bij velen in de smaak. Op herhaald aandringen, van o.a.
Hendrik VIII en de paus, liet hij zich er in 1524 voor vinden
tegen Luther te schrijven. Zijn De libero arbitrio diatribe
betrof de kern van het theologisch geschil in die dagen. Erasmus
nam het op voor de vrije wil als voorwaarde voor de zedelijke en
religieuze opvoeding, Luther daarentegen in zijn heftige
wederwoord De servo arbitrio voor de absolute afhankelijkheid
van Gods werkzaamheid en genade. Daarmee was een latente
tegenstelling tussen de beide grote mannen tot een onheelbare
breuk geworden. De reformatorische leer van zonde, genade en
rechtvaardiging bleef Erasmus vreemd en zijn gehechtheid aan de
traditie maakte dat hij in de Roomse kerk bleef, waar bovendien
de studie van de 'bonae litterae' hem het veiligst scheen; de
Reformatie zag hij meer en meer als een revolutionaire beweging.
Toen ook in Bazel de hervorming werd ingevoerd, vestigde hij
zich te Freiburg im Breisgau, waar hij ongestoord zijn studies
kon voortzetten. Hij pleitte voor verdraagzaamheid binnen de
ongedeelde kerk door de controversen in leer en ceremoni�n
achter te stellen bij de 'humanitas christiana', een eenvoudige,
bijbelse vroomheid en hoge moraal.
Erasmus had een sterk individualistisch karakter. Moeilijkheden
ontweek hij zoveel mogelijk, waardoor hij soms niet geheel vrij
bleef van de schijn van onoprechtheid. Zijn zuivere levenswandel
en wetenschappelijke waarheidszin staan echter buiten twijfel.
Door zijn filologische arbeid heeft hij ook voor de reformatie,
hoewel hij zich van haar afkeerde, grote betekenis gehad, m.n.
wat de studie van het Nieuwe Testament en van de kerkvaders
betreft. Hij trachtte humanisme en christendom tot een synthese
te brengen en heeft deze zienswijze uitgewerkt voor de
opvoeding, het onderwijs en de staatkunde.
Reeds in zijn eigen tijd was zijn invloed aanzienlijk op
spiritualistisch gezinden in vele kerken en stromingen; die
invloed heeft zich voortgezet in het arminianisme van de 17de,
in de Aufkl�rung van de 18de en in het vrijzinnig protestantisme
van de 19de eeuw en is tot in onze dagen onmiskenbaar.