Rubriek :
Dier - algemeen
Het dierenleven in de
tropische wouden
In de tropische
wouden van Noord-Australi� en Nieuw-Guinea leven twee soorten
buideldieren, die in deze wouden als het ware de plaats hebben,
die in de Zuidamerikaanse en Afrikaanse wouden door de apen
wordt ingenomen. Het zijn de boomkangoeroe en de koeskoes. De
boomkangoeroes hebben zich vermoedelijk ontwikkeld op
Nieuw-Guinea, waar zeven soorten voorkomen.
De
boomkangoeroes zijn net als hun op de grond levende verwanten
zuivere planteneters. Ze verschillen echter van hen doordat hun
voorpoten ongeveer even lang en sterk zijn als hun achterpoten.
Deze aanpassing van de boomkangoeroes stelt hen in staat zich
veilig door de bomen te bewegen. Ook de boomkangoeroes kunnen
trouwens grote sprongen maken. Omhoogspringend halen ze drie
meter en als ze van een tak naar beneden springen, kunnen ze
sprongen van wel zes meter maken.
In de minder dichte gedeelten van de tropische wouden leeft een
ondersoort van de grijze reuzenkangoeroe en de
muskuskangoeroerat, die zijn naam dankt aan zijn sterke
lichaamsgeur. De muskuskangoeroerat heeft ��n teen meer (dus in
totaal vijf) aan zijn achterpoten dan alle andere kangoeroes die
zich op hun achterpoten voortbewegen. De muskuskangoeroerat
onderscheidt zich ook van zijn soortgenoten doordat hij
verschillende soorten voedsel tot zich neemt. Behalve
plantaardig voedsel nuttigt hij wormen en insecten. Dit is de
reden dat sommige biologen de muskuskangoeroerat beschouwen als
een overgangsfase tussen de echte kangoeroes en de
klimbuideldieren.
De koekoes leeft hoofdzakelijk in Nieuw-Guinea. Hij behoort tot
de familie van de klimbuideldieren. De koeskoes is even groot
als een flinke huiskat. Hij heeft grote ogen en kleine oren en
lijkt daardoor op de potto. De koeskoes is een zich traag
voortbewegend nachtdier met een grijpstaart. Zijn menu staat uit
insecten, vogeleieren, vruchten en bessen. De oorspronkelijke
bewoners lieten zich het gemakkelijk te vangen dier goed smaken.
De snaveldieren worden in de tropische wouden van Nieuw-Guinea
vertegenwoordigd door drie vachtegelsoorten, die groter en
sneller zijn dan de mierenegel van
Australi�.
In de tropische bossen leven enkele zeer giftige slangen.
Daaronder zijn de zeer gevaarlijke taipan en de doodsadder. Ook
wurgslangen uit de onderfamilie van de pythons leven in
Australi� en op Nieuw-Guinea, zoals de prachtige groene
boompython en de ruim drie meter lange amethystpython. Er leven
in het Australische gebied ook tal van hagedissen, bijvoorbeeld
de kraaghagedis van Queensland en de baardagame. Beide soorten
nemen een angstaanjagende houding aan wanneer ze worden
bedreigd. Ze zijn echter volkomen ongevaarlijk. De gekko's
worden in Nieuw-Guinea onder andere vertegenwoordigd door de
Pacifische gekko. Inboorlingen waren vaak doodsbang voor deze
gekko's. Over een bepaalde soort ging het verhaal dat men hem
alleen maar hoefde aan te raken om blind te worden.
E�n van de waterdieren van Noord-Australi� is de longvis (zie
foto boven). Andere soorten longvissen vindt men alleen in
Afrika en Zuid-Amerika. De longvis kan meer dan 1,80 meter lang
worden. Hij eet van alles, van mossels en garnalen tot
waterplanten. De Afrikaanse en Zuidamerikaanse longvissen kunnen
droge perioden overleven door zich in de modder in te graven en
hun lichaamsfuncties op een laag pitje te zetten. De
Australische longvis kan dat niet.
De slijkspringer leeft in de noordelijke riviermondingen en in
mangrovebossen aan de kust. Het is een vreemde vis. Hij ziet
eruit als een kruising tussen een kikkervisje en een vis. Hij
heeft bovenop zijn kop twee dicht bij elkaar staande,
uitpuilende ogen (zie foto onder). Zijn borstvinnen zijn bijna
een soort van ledematen. Ze kunnen ermee kruipen, lopen, over de
modder springen en zelfs over mangrovewortels en in bomen
klimmen. Ze kunnen enige tijd buiten het water in leven blijven
doordat ze water in de vergrote kieuwholten meenemen.